“Gegroet, koning van de Joden.” Kan het nog met meer spot gezegd worden? De soldaten krijgen de vrije hand, om Jezus Christus met smaad en spot te overladen. Om hun spel met Hem te spelen. Is het een bizarre samenloop van omstandigheden? Een triest gebeuren? Of is het meer dan dat? Is het zwaarder dan dat? Een preek over het lijden van Jezus Christus, onderweg naar het kruishout.
Liturgie
Psalm 8:5,6
Psalm 1:1 (na wet)
Psalm 22:5,6 (na Schriftlezing)
Gezang 19:1, 2 (na preek)
Psalm 72:6 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 23:3
Schriftlezing Mat. 20:17-19; Joh. 19:1-16
Tekst Mat. 27:27-30
Preek Mat. 27:27-30
Door ds. C. Koster
Koning Jezus Christus met spot en smaad overladen
- Hij wordt bespot door heidense soldaten
- Hij aanvaardt de spot uit Gods hand
Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Als je soms ziet wat mensen elkaar aan kunnen doen, dan sta je wel eens verbijsterd. In situaties van oorlog, terreur. Misdaden tegen de menselijkheid. Maar ook in Nederland hoor je wel verschrikkelijke verhalen. Mensen die vermist zijn. En nog een stap dichterbij, op het schoolplein, in pestgedrag. Pesterijen, treiterijen. Iemand kan zo te kijk worden gezet, dat het echt beschadigend is.
Nu zijn er vele onderzoeken gedaan. Er is tegenwoordig veel oog voor het groepsproces, verschillende rollen die mensen innemen. Leiders, meelopers, toeschouwers, slachtoffers. En dat in zo’n groepsdynamiek veel te verklaren valt. En ook veel te voorkomen valt. Het is belangrijk dat daar aandacht voor is. Dat pesterijen zo voorkomen worden. En als het toch gebeurd, dat het gestopt wordt.
Nu zou je zeker kunnen zeggen dat er in ons tekstvers ook een soort groepsproces op gang is. Hoe Jezus Christus door een stel ruwe, botte heidense soldaten wordt getreiterd, gepest, mishandeld. En als je dat leest, dan gaat dat door hart en ziel. Hoe vernederend, hoe verschrikkelijk moet dat zijn geweest voor onze Heiland Jezus Christus. Mensen drijven ronduit de spot met Hem. En er is niemand die het voor Hem opneemt. Niemand die Hem verdedigt, beschermt. Zelfs de rechter Pilatus doet dat niet. “Pilatus, jij bent toch de rechter? Jij moet toch toezien op een eerlijk proces? Daarvoor ben jij zelf verantwoordelijk.” Hij doet het niet.
Nog voordat Jezus Christus veroordeeld wordt door Pilatus wordt Jezus op deze verschrikkelijke wijze al te kijk gezet en mishandeld door de soldaten. Waarom greep Pilatus dan niet in? Waarom berispt hij de soldaten niet, en komt hij niet op voor de Heere Jezus? Het antwoord op die vraag krijgen we, als we kijken wat er precies aan de hand is.
In onze tekst verzen bevinden we ons in de vroege ochtend van de vrijdag. De dag dat Jezus Christus zal gaan sterven aan het kruishout. Jezus Christus had die donderdagavond daarvoor het Pascha gevierd met zijn discipelen. Had hij het Avondmaal ingesteld. En was hij naar de hof van Gethsémané gegaan om te bidden. Daar werd Hij gevangen genomen door de Joden.
Zo was de Heere Jezus voor het Sanhedrin, de Joodse raad, gekomen en werd Hij veroordeeld en overgeleverd aan Pilatus. Pilatus, de Romeinse stadhouder en rechter, moest oordelen over deze zaak.
En zo kwam het, dat Jezus bij Pilatus in het gerechtsgebouw kwam. De Joden stonden buiten voor zijn deur te schreeuwen. Ze gingen het rechtsgebouw niet in, want dan zouden ze onrein worden volgens de Joodse wet. En dan zouden ze niet mee kunnen doen aan het feest van de ongezuurde broden, dat gevierd werd in de week na het Pascha.
En terwijl de Joden buiten wachten doet Pilatus onderzoek. Pilatus vond deze zaak bijzonder moeilijk. Wat was er aan de hand? Hij had Jezus Christus onderzocht en geoordeeld dat Hij geen schuld had. En dat Pilatus daarom Jezus Christus moest vrijspreken. Maar dat deed Pilatus niet. Waarom niet? Pilatus zag deze Joodse menigte die buiten stond. Die ging tegen hem tekeer. En ze wisten niet van ophouden. Ze stonden buiten te schreeuwen en te joelen dat Jezus de kruisdood moest sterven. Nog op deze vrijdag, vóór de sabbat. De Joden wilden dat Jezus werd gekruisigd door de Romeinen.
De emoties liepen zo hoog op, dat Pilatus bang was voor de gevolgen als hij Jezus Christus zomaar liet gaan. En daarom koos Pilatus voor de onderhandeling met de Joden. En op allerlei manieren probeerde Pilatus dan de Joden ertoe te brengen dat Jezus zo genoeg was gestraft en dat Hij hem nu wel vrij kon laten.
Onze tekst verzen gaan over de laatste fase van deze onderhandeling van Pilatus met de Joden. Pilatus heeft al verschillende pogingen gedaan om Jezus vrij te krijgen. Maar het lukt hem niet. En alles wijst er op dat Pilatus Jezus inderdaad zal gaan veroordelen. Puur omdat de Joden dat zo graag willen.
En in die setting, op dat laatste moment van het proces, komen deze soldaten in beeld. Pilatus liet Jezus eerst geselen. Dat betekent dat ze de Heere Jezus veel pijn zouden gaan doen. Zijn rug werd daardoor kapot gemaakt door de Romeinen. En zo’n geseling gaat altijd vooraf aan een kruisiging. Die geseling was al zo zwaar, dat sommigen daaraan al overleden voordat ze gekruisigd werden.
En Pilatus denkt nog: als ze zien dat Jezus gegeseld is, dan zullen de Joden het misschien weg genoeg vinden. Ze krijgen hun zin, hun boosheid is wat gezakt, dan houden ze wel op. Maar dat lukt niet, de Joodse menige blijft schreeuwen om de kruisdood van Jezus.
En dan komt het moment dat de soldaten met de Heere Jezus de spot drijven, zoals dat gebeurt in onze tekst. De soldaten voelen wel aan dat Jezus eigenlijk vogelvrij is verklaard. De Joden willen zijn dood. En voor Pilatus is er geen houden meer aan. Het oordeel is nog niet uitgesproken, maar voor de soldaten is het wel duidelijk. Ze kunnen met deze Jezus doen wat ze willen. Zo wordt Jezus Christus tot een speelbal in hun handen. En beginnen ze hun spottende spel met Hem.
Wat doen ze? Ze roepen eerst de hele legerafdeling bij een. We weten niet precies hoeveel soldaten dat geweest zijn. Zo’n legerafdeling dat konden er 100 zijn, maar ook wel 600 man. Maar het is wel aannemelijk dat het er in ieder geval heel veel waren. Niet 10 of 15, nee wel 100 of 200 soldaten. En die staan allemaal om de Heere Jezus heen. Ziet u het voor zich? Je hoort het geroezemoes. De voelt de drukte, de onrust dat er wat gaat gebeuren.
En dan trekken ze de kleren van Jezus Christus uit! En ze doen Hem een scharlakenrode mantel om. Enkele soldaten vlechten een krans van doorntakken en zetten dat op zijn hoofd. En anderen geven hem een rietstok in zijn rechterhand. En dan begint het bizarre spel. Ze vallen op hun knieën voor Hem neer. Gegroet, Koning van de Joden.
Wat erg! Wat verschrikkelijk voor Jezus Christus! Waarom doen deze soldaten Hem dit aan? Wat bedoelen ze ermee?
Nu is het zo, gemeente, dat deze soldaten Jezus Christus kennen. Ze weten wie Hij is. Ze weten dat Hij Jeruzalem is binnengekomen, rijdend op een ezel. Dat men gezongen heeft Hosanna, de Zoon van David. En ze hebben het ook net uit zijn mond gehoord. Hij zegt dat Hij de Koning van de Joden is.
En dat is nu precies waar ze de spot mee drijven. Jezus, Koning van de Joden? Jezus, een machthebber met gezag? Wat een lachertje! Laten we Hem een lesje leren, denken die soldaten. Deze Jood, wat denkt Hij wel niet van zichzelf.
En dan doen ze in hun spottende spel net alsof Jezus Christus hun overwinnaar is. En als overwinnaar doen ze Hem een purperen kleed om. En doen de soldaten voor Hem, net alsof ze zijn gevangenen zijn. Ze geven Hem ook een staf in de hand, maar dan wel van riet. En een krans op zijn hoofd, maar dan wel van hout met scherpe doornen eraan. En zo komen die soldaten voor Hem. Gegroet, Koning van de Joden.
Hoe verschrikkelijk. Pure ironie. En de machteloosheid die Jezus Christus op dat moment uitstraalde maakt dit hele spel tot uiterste spot. Alsof de soldaten het de Heere Jezus wilden laten voelen. En U bent de Koning van de Joden?! U werd binnengehaald met jubelzang in Jeruzalem. Zachtmoedig, nederig, rijdend op een ezel. Hosanna, gezegend Hij die komt in de naam van de Heere. Nou, ons hebt u alvast gevangen genomen. Romeinse soldaten in handen van de koning. Wij zijn uw soldaten, overwonnen door deze grote Koning van de Joden. Gegroet.
En als ze hun spel zat zijn, dan gaat hun spot over in mishandeling. Ze spugen op Hem. Ze slaan met zijn eigen rietstok op zijn hoofd, terwijl de doornenkrans nog op zijn hoofd zit.
En tot overmaat van ramp houdt Pilatus hen niet tegen. Nee, Pilatus weet er zelfs vanaf, hij is erbij, in ieder geval een gedeelte van deze gruwelijke smaad die over Jezus wordt uitgegoten. En dat terwijl Pilatus het definitieve oordeel nog niet heeft uitgesproken! Als Jezus Christus die mantel nog om heeft en de doornenkrans op zijn hoofd, roept Pilatus Jezus en brengt Pilatus Jezus naar buiten. Jezus Christus openlijk ten toon gesteld aan allen die daar verzameld zijn. Zie, de mens, zegt Pilatus. Hoe onvoorstelbaar. Wat onrechtvaardig. Wat een smaad. Vreselijk lijden voor uw Heiland, gemeente.
En als we dit verschrikkelijke schouwspel van een afstandje bekijken, dan kan je zeggen. Ja, verschrikkelijk, maar toch ook wel begrijpelijk. Pilatus had het ook erg moeilijk, hij moest toch ook aan zichzelf denken. En die soldaten, ja, die wisten niet beter. In zo’n groepsproces van zeg even 200 soldaten werden ze meegesleurd in de spot. Deze Jezus zou toch veroordeeld worden tot de kruisdood, dus wie verwijt deze soldaten iets.
Maar laten we dan nog iets beter kijken. Want Jezus Christus is niet slechts slachtoffer van een samenloop van omstandigheden. Hij is niet meegesleurd in een groepsdynamiek wat helaas niet meer te doorbreken was. Was dit niet te doorbreken? Kon Jezus Christus dan zelf niet ingrijpen? Was Hij machteloos daar, in die kazerne?
Nee, Jezus Christus had het zeker wel kunnen doorbreken. Met slechts één woord had Jezus Christus al deze soldaten achterover kunnen laten vallen. Net als in de hof van Getsemane. Slechts één woord en meer dan twaalf legioenen engelen zouden bij Hem staan. Maar Jezus Christus wilde het niet. Hij greep zeer bewust niet in.
Wat doet de Heere Jezus dan wel? Wat zegt Hij dan? Hij zegt niets tegen deze soldaten. Hij laat hen begaan. En juist dat is zo veelzeggend.
De Heere Jezus lijdt hier heel bewust onder alle spottende woorden en daden van de soldaten. Jezus Christus weet het. Alles moet Hem worden afgenomen. Niet alleen zijn kleren. Niet alleen zijn leven. Ook zijn eer. Ook zijn waardigheid.
Eerst werd Hij als profeet gelasterd. Dat deden de bewakers bij het Sanhedrin, eerder die nacht. Ze bedekten zijn gezicht, sloegen Hem en zeiden spottend: profeteer, wie is het die U geslagen heeft? En ook toen droeg Jezus Christus het lijden. Nu wordt Hij als koning gelasterd. Gegroet, Koning van de Joden. En Hij draagt het.
Uw hoogste profeet, uw enige hogepriester, uw eeuwige koning. Te grabbel gegooid, te kijk gezet, bespot, gesmaad, mishandeld. Wat blijft er van Hem over? Ja, Jezus Christus draagt deze smaad en laster en spot. Hij aanvaardt het alles uit de hand van God. Want Jezus Christus weet: alles komt daarvandaan. Van Boven. Uit Gods hand.
Dat is het tweede gedeelte van de preek. Hij aanvaardt het uit de hand van God.
Kunnen we dat zo zeggen? Uit de hand van God afkomstig? Is de satan hier dan niet bezig? Dit zijn toch duidelijk satanische krachten, die losbarsten op Gods eigen Zoon?
Ja, zeker, dat is zo. De satan is hier overduidelijk aanwezig. Hij stookt deze Joden en deze heidenen op tegen Jezus Christus. Hij zorgt voor de grootst mogelijke smaad en laster over zijn leven. Hij verzoekt de Heere Jezus, om Hem ontrouw te maken.
Net als aan het begin van Jezus’ openbaar optreden. Toen de satan de Heere Jezus op een hoge berg bracht en Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid. En de duivel zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. De duivel probeerde ook toen Gods Zoon ontrouw te maken, juist in zijn ambt van Koning. Slechts een knieval en het zou genoeg zijn. Heel dat lijden leek niet meer nodig te zijn. Maar Jezus Christus doorzag het en zei: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
Maar toen was de duivel niet de enige die actief was. Was het niet de Heilige Geest die Jezus Christus in de woestijn leidde? Zo is het ook hier in Mat. 27. De duivel niet de enige, die dit over Jezus Christus uitgiet.
Jezus Christus weet dat ook zijn Vader er is. En dat zijn Vader al dit lijden op zijn Zoon Jezus Christus doet neerkomen. Want het is de vloek van God die op Jezus Christus ligt. De vloek tegen uw en jouw en mijn zonden. Het ligt alles op de schouders van Jezus Christus. Hij moet dat alles dragen. In alle opzichten moet Hij lijden. Moet Hij verzoenen. Voor u, voor jou.
Jezus Christus heeft het zelf gezegd: het moet zo gebeuren. Mat. 20:19: “Zij zullen de zoon des mensen aan de heidenen overleveren om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen.” Daar zei Jezus het al, nadat ze Hem hebben overgeleverd aan de heidenen, zal Hij bespot worden door die heidenen. Alles moet zo gebeuren. Want de Schriften moeten vervuld worden.
Opnieuw hier de Schriften, die alles hebben aangekondigd. Waar staat dit dan? Denkt u aan Jes. 50:6: “Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel.”
Jesaja 53:4-5: Daar wordt Hij genoemd de Man van Smarten. Die onze smart en onze smaad droeg. “Onze smarten heeft Hij gedragen. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.”
Precies zoals het staat in Jes. 53 Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open. Zo deed Jezus Christus hier in Mat. 27 tegenover de soldaten zijn mond niet open. Hij was gewillig, gehoorzaam. Elke klap, elk spuug, elke spot. Hij aanvaarde het. Hij liet het doordringen tot in zijn binnenste. Om het alles te lijden en te dragen voor al Gods kinderen. Voor u en voor jou. Ja, in uw en in jouw plaats.
De soldaten maken hier een karikatuur van Jezus Christus als Koning van de Joden. Maar wat ze niet willen zien, dat is werkelijkheid. Jezus Christus is echt koning. Ook toen haar daar al deze smaad en spot over zich heen liet koning.
Gemeente, hier ziet u uw Heiland. Uw Koning. Die echt nederig en zachtmoedig is. Hij gaat de weg van lijden. Juist die weg is voor Hem de weg van heerlijkheid. Omdat Hij bereid is zijn leven, zijn kleren, zijn eer te geven. Voor u, voor jou.
En als we dat overdenken, gemeente. Dan leren we onszelf kennen. Hoe diep zijn wij mensen gezonken. Het zijn wel de soldaten, die Jezus Christus dit aandoen. Maar hoe diep kan een mens zinken, als God hem daar niet voor behoed.
In deze soldaten, gemeente, mag u zien wat er van de mens geworden is. De mens die juist vanaf de schepping geroepen was om koning te zijn. Onderkoning om te heersen over de schepping. Wat is daarvan terecht gekomen? Die onderkoning is verworden tot mensen die schreeuwen om de kruisiging van Gods eigen Zoon, Koning Jezus Christus. Die onderkoning is verworden tot mensen die spotten met deze Koning van de Joden. Die Hem mishandelen en verwerpen.
Hier zien we, gemeente, wat er echt gebeurt als Jezus Christus niet op de troon zit. Als Hij niet regeert door zijn Woord en Geest in de harten van mensen. Dan heerst namelijk de duivel over de harten en levens van mensen. Als de duivel koning is, dan kunnen dingen gebeuren zoals dit hier.
Dat weten we toch, gemeente. Het evangelie van Jezus Christus en die gekruisigd is toch ook niet een evangelie wat makkelijk is. Het is voor Joden een ergernis, voor Grieken een dwaasheid. “Zo’n koning hebben we niet nodig. Jezus Christus, Koning van de Joden… Wat een lachertje. Moet je Hem zien.”
En dat is nu juist het bijzondere, gemeente. Want wat voor Joden een ergernis is. En voor Grieken een dwaasheid. Dat is nu juist de weg van redding en verlossing voor een ieder die gelooft. Want Jood en Griek kunnen door deze Koning Jezus Christus behouden worden. Als ze maar zich bekeren en Hem alsnog erkennen als de Verlosser. De Koning, die God gezonden heeft tot heil van de wereld.
Deze nederige, zachtmoedige koning. Hij rijdt op een ezel. Hij zit op een spottende troon, met een doornenkrans en rieten staf en een purperen kleed om. Speelbal in de handen van de soldaten, van Pilatus, van de Joden. Maar hét middel in Gods hand tot verzoening van al onze zonden. Hij heeft al die smaad en spot verdragen. Ja Hij droeg het, bewust, geduldig, gewillig. Opdat u, broeders en zusters, nooit meer te schande zou worden. Opdat u nooit de spot hoeft te ontvangen.
Nooit meer te schande, nooit meer bespot? Hoezo dan niet? Er worden toch grappen genoeg gemaakt over het christelijk geloof? En als ik vrijmoedig uitkom voor mijn geloof, nou berg je dan maar, want de eerste spottende opmerkingen zijn al snel gemaakt.
Ja, dat kan zo zijn, gemeente. En dat mag u dragen. Dat mag u lijden. Als dat echt op uw levenspad komt, dan mag u zelfs weten dat het een vreugde is om deel te hebben aan het lijden om Christus’ wil.
Maar u mag zeker weten: de echte schande en smaad zal nooit over u komen. Wie Jezus Christus kent als zijn Verlosser. En Hem volgt in zijn leven. Die weet: God zal mij nooit te kijk zetten. Hij zal mij nooit te schande laten staan. Hij zal mij niet veroordelen. Nee, door Jezus Christus ben ik zijn kind.
Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? God is met mij, ik heb niets te vrezen. God is mijn Rechter. Ja, er is één die mij oordeelt, dat is Jezus Christus, Gods eigen Zoon. Hij is te schande geworden. Opdat ik alle eer en glorie en heerlijkheid mag ontvangen, die ik niet verdiend heb, en toch krijg uit zijn hand.
Jezus Christus is deze zo bijzondere weg gegaan. Wat was het verschrikkelijk voor Hem. Alle schande en smaad gedragen. En had Jezus Christus steun kunnen vinden bij de hemelse Rechter? Zou de hemelse Rechter Hem vrijpleiten? Nee, zijn Goddelijke rechter zou Jezus Christus juist veroordelen. God zou zijn eigen Zoon schuldig verklaren. Vanwege al onze zonde, schuld en schande. God zou zijn eigen Zoon laten kruisigen en verlaten. En die weg moest Hij gaan. Om te overwinnen.
Ja, gemeente, dat alles heeft Hij volbracht. Hij heeft aanvaard en gedragen. Voor zijn Vader in de hemel. En voor u, voor jou, om te verlossen hen die gezeten zijn in de dood. Voor hen die liggen in alle smaad en schande, die ze over zichzelf hebben afgeroepen.
Maar Jezus Christus heeft overwonnen, in de weg van gehoorzaamheid, ja een gehoorzaamheid tot in de dood van het kruis. Opdat Hij nu heerst als de Heer boven alle Heeren. Opdat alle knie voor Hem zou buigen!
En na zijn volbrachte werk troont Hij nu in heerlijkheid, majesteit en glorie. Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Wat een heerlijk vooruitzicht gemeente. Zij die bij Jezus Christus horen, die worden in alle glorie hersteld. Dat mag u vast geloven en vertrouwen. Zie maar op Jezus Christus. Op al de schande waarmee die Hij heeft gehad en heeft gedragen. Hij deed dat, om U op de meest eervolle plek te laten zitten.
En van die glorie, gemeente, mag u nu al iets van laten zien. Door niet ijdel te zijn in uw spreken. En niet te zondigen, ook niet als het slechts ijdel tijdverdrijf is. Maar door trouw te zijn en Christus te volgen. Als u nu zo leeft en gelooft. Dan mag u straks schitteren en stralen in Gods heerlijk licht.
Daarom, gemeente, zoals de NGB art. 37 het tot slot zegt, mag u de dag van Christus wederkomst verwachten met sterk verlangen. Want dan mag u ten volle genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Heere. Amen.
Reacties zijn gesloten.