Ga naar de inhoud

Preek 2 Samuel 3

Liturgie
Ps. 93: 1, 2, 3
Ps.110: 3, 6
Ps. 75: 3, 4, 5, 6
Ps. 68: 13
Gz. 28: 2

L: 2 Samuel 3
T: 2 Samuel 3

Preek 2 Samuel 3

Geliefde gemeente van Jezus Christus, onze Heere,

Eigenlijk is er maar één vraag die er in dit leven werkelijk toe doet.

Het is niet de vraag of je promotie hebt gemaakt in je werk, of dat je een lief, of groot, of geweldig gezin hebt.

Ook niet of je lang en hard hebt gewerkt, of dat je mooi, of sterk, of stoer bent.

Maar dat is deze vraag: erken je de Heere Jezus Christus, als jouw Koning?

Dat is de enige vraag die eigenlijk echt telt in dit leven.

Erken je, Jezus Christus als jouw Koning?

Want als je Hem niet erkent, dan kan je nog zoveel hebben, en dan kan je nog zoveel zijn, en nog zoveel doen, maar dan sta je aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Dan sta je buiten.

Dan kan je denken, dat is makkelijk, je hoeft alleen maar te geloven in de Here Jezus, en dan, ja dan is het klaar.

Maar toch is nu juist dat iets, wat voor ieder mens zo moeilijk is, de Heere Jezus als je Koning erkennen.

Want als je er echt achter komt wat dat betekent.

De Heere Jezus die vraagt immers ons hart.

Dat de Heere Jezus het voorwerp is van al je verlangens, van je hoop, van je dromen, van heel je doen en laten.

Dat de verbondenheid met de Heere Jezus je leven echt stempelt, en dat Hij de leiding overneemt in jouw leven.

Buigen voor de Heere Jezus, jezelf aan Hem ondergeschikt maken.

Je verlangens, je gevoelens, je idealen aan Hem ondergeschikt maken.

En als daar dus verlangens of gevoelens, gedachten zijn, die niet passen bij Hem als Koning, dat je dat dan ook weg doet.

Vanmorgen staan we stil, broeders en zusters, bij een hele spannende geschiedenis.

Een geschiedenis met politiek, met macht, met seks, met verraad.

En als je niet beter wist, dan zou je denken, het gaat hier om een geweldige soap.

Maar wij weten wel beter.

Hier schrijft de Heere geschiedenis, en houdt Hij ons een spiegel voor.

Via de levens van Abner en Joab en David, willen wij nadenken over die vraag: hoe dien jij de Here Jezus?

Hoe dient u in Gods Koninkrijk?

Ben je dan inderdaad bereid om jezelf te verloochenen, om jezelf weg te cijferen en klein te maken. Je eigen verlangen, gevoelens en idealen als het moet, aan de kanten zetten. En je te richten alleen op de Heere Jezus?

Of ben je als Abner, als Joab, die wel wilden dienen in Gods rijk, maar tegelijk geen afstand doen van die zo menselijke verlangens, van eigen eer, en eigen hoogmoed. En gevoelens van boosheid en wraak.

Het thema van de preek is:

Dienen in het Koninkrijk van de Heere Jezus
1)Zonder hoogmoed (we letten op Abner)
2)Zonder wraak (we letten op Joab)
3)Met zelfverloochening (we letten op David)

Er was een langdurige strijd tussen het huis van David, en het huis van Saul, vers 1 die begint daarmee.

Het huis van Saul werd steeds zwakker, en het huis van David werd gaandeweg sterker.

In 2 Samuël 2 zagen we een voorbeeld daarvan, die strijd tussen die twee legers. En dat het leger van David had gewonnen.

Maar dat was eigenlijk een voorbeeld, zo ging het 2 jaar lang. Het huis van David werd steeds sterker.

In de verzen 2-5 geeft de schrijver een ander voorbeeld van hoe het huis van David groeit en sterker wordt.

Terwijl in het huis van Saul, bij koning Isboseth helemaal niets vermeld wordt over de geboorte van kinderen. Staat daar over het huis van David, dat daar kinderen worden geboren.

Bij zes verschillende vrouwen krijgt David kinderen.

Zijn huis staat in bloei.

Nu kijken wij dan wat raar tegenaan. David met een harem, vele vrouwen en bijvrouwen.

Toch geeft de Bijbelschrijver hier de indruk dat het niet in strijd was met het verbod van koningen om veel vrouwen te hebben. Het wordt hier vooral als zegen beschreven. Het huis van David groeit. Vele mannelijke nakomelingen, die garant staan voor opvolging in het koningshuis.

En dan komt daar een hele belangrijke verandering in het huis van Saul, bij Isboseth. Terwijl, vers 6, generaal Abner zijn positie steeds meer versterkt, krijgen Abner en koning Isboseth ruzie.

Binnen het huis van Saul, de koning en de generaal krijgen ruzie met elkaar.

Koning Isboseth die verwijt Abner dat hij seks heeft gehad met Rispa, een bijvrouw van wijlen Saul.

En Abner die ontkent dat stellig.

Wat de waarheid is, kunnen wij niet achterhalen, maar feit is dat ze daar ruzie over krijgen.

En dan zo’n ruzie zelfs, dat Abner, de generaal in Sauls huis, breekt met Isboseth en het huis van Saul, en overloopt naar het huis van David.

Een hele ingrijpende stap.

Wat is hier aan de hand?

Om dit conflict goed te begrijpen broeders en zusters, moeten we één ding weten.

Een koning in die tijd had vaak een harem.

Vele vrouwen en bijvrouwen.

We zagen dat in vers 2 tot 5, over koning David, had ook een harem.

Koning Saul had ook zo’n harem. En het was in die tijd voor een koning een teken van zijn macht, van zijn rijkdom, van zijn welvaart.

Maar, als iemand anders dan seks had met de vrouwen uit die harem, dan was dat een teken, dat je de macht van de overleden koning overnam.

Dat jij dus de machthebber, of zelfs de toekomstige koning zou worden.

Daarmee zei je: “ik heb nu recht op de troon van de koning, ik ben koning geworden en ik neem alles over van de vorige koning, inclusief zijn harem”.

Je ziet het ook bij Absalom, die zijn vader David van de troon verstoot later, en dan neemt hij openlijk die harem van zijn vader David over.

Daarmee laat hij aan Israël weten, ‘ik, Absalom ben de toekomstige koning’.

Dus wat daar schuil gaat achter het verwijt van Isboseth is dit: Abner, jij wil koning worden in mijn plaats.

Koning Isboseth is bang dat Abner hem van de troon stoot. En een angst die niet raar is, want, vers 6 stond dat ook immers, Abner die verstevigde zijn positie steeds meer.

Blijkbaar een grote vertrouwensbreuk tussen de generaal en de koning, en het huis van Saul.

Als Isboseth dat verwijt maakt aan Abner, dan wordt Abner verschrikkelijk boos.

Zo boos dat hij plotseling breekt met Isboseth, en kiest voor het huis van David.

Een hele opvallende verandering.

Abner, eerst generaal van Saul, familie van Saul, neef van de huidige koning, kiest voor de tegenpartij: voor het huis van David.

Abner die gebruikt ook hele ferme taal, vers 9 en 10. Met een eed zweert hij opeens trouw voor David.

Met een eed benoemt hij ook Gods belofte aan David.

Abner die blijkt hier echt een vurige man te zijn. Een man van actie, die ontploft, en meteen de daad bij het woord voegt.

Nu is de belangrijke vraag voor ons broeders en zusters, hoe moeten wij nu deze daad van Abner zien? Hoe moeten wij die taxeren.

Er zijn wel mensen die zeggen, “nou die stap van Abner, die kiest tegen het huis van Saul, en de overstap maakt naar het huis van David, dat is een bekering, een bekering ten goede. Hij stopt met de steun aan het huis van Saul, en kiest voortaan voor de door God gezalfde koning David. Hij moet nog veel leren, maar zijn houding is goed”.

Nu is het wat lastig om met 100% zekerheid te zeggen wat Abner bedoeld en wil. De geschiedenis zelf zegt dat niet met zoveel woorden.

Maar toch ben ik geneigd om de daden van Abner anders te beoordelen.

En dat zal ik uitleggen.

Hoe is de houding van Abner steeds?

Dat is een houding van hoogmoed. Een houding van eigen belang, een houding van eigen macht en eigen positie, dát heeft hij steeds voor ogen, dat is steeds wat hem drijft in de keuzes die hij maakt.

Eerst in het huis van Saul.

Abner wist, van Gods belofte aan David, dat zegt hij nu vers 9 en 10, hij wist, David is de door God gezalfde koning.

En toch verzette hij zich steeds tegen David.

Waarom?

Uit ongeloof.

Hij dacht, doormiddel van Isboseth een machtig koninkrijk op te zetten.

Hij had er zelfs een burgeroorlog voor over, 2 Samuël 2, dat hebben we vorige keer gezien.

En in vers 6 zien we nog een keer waar hij opgericht is: zijn eigen positie sterker maken in het huis van Isboseth.

Maar als het dan lastig wordt in het huis van Saul, dan kiest hij opeens tegen Sauls huis, voor David.

En als hij dan die keuze maakt, dan valt opnieuw één ding op: waarop vertrouwt hij vooral?

Hij vertrouwt vooral op eigen macht, en eigen kracht, en eigen invloed.

Let u er maar op hoe hij dat in vers 9 en 10 zegt.

Hij zegt, “zoals de Heere gezworen heeft, zo zal ik voor David doen”.

Zo zal ík voor David doen, door het koningschap van het huis van Saul weg te nemen, en voor de troon van David te vestigen over Israël, en Juda, van Dan tot Berseba toe.

Abner zal dus wel even die eed van de Heere waarmaken.

Abner zal het wel doen, door eigen kracht. Hij zal het koninkrijk wel even fixen.

En dat is maar geen ‘slip of de tongue’. Want in vers 21 zegt hij dat weer, “ik zal heel het huis van Israël bijeenbrengen, bij mijn heer de koning”, zegt hij.

“Zodat zij een verbond met u sluiten en u zult regeren over alles wat u ziel verlangt”. “Ik zal heel Israël wel bijeen brengen”.

Is dat nou het geloof in de belofte van God?

Is dat nou het vertrouwen in de woorden van de Heere aan David, de koning die God gezalfd heeft, om Zijn rijk te vestigen.

Of klinkt hier vooral Abner ’s vertrouwen in zichzelf.

En wil hij dus wel dienen in Gods Koninkrijk, maar wel zolang het hem zelf goed uitkomt.  

Nou, ik denk het laatste.

Abner die wil wel dienen in Gods Koninkrijk, maar hij zoekt eigenlijk het beste voor zijn eigen eer, zijn eigen positie, en eigen macht, en zijn eigen invloed.

En als we dat zo mogen zien, dan is het ook niet zo moeilijk om de lijnen door te trekken naar vandaag.

Want wat Abner hier doet broeders en zusters, is voor ons mensen toch ook niet zo vreemd.

Een ander voorbeeld in de Schrift zien we bij Simon de Tovenaar in Handelingen 8.

Is eigenlijk dezelfde houding.

Hij komt tot geloof, dat staat er ook, maar dan blijkt het, het is geen oprecht geloof. Hij biedt geld aan, om door middel van handoplegging ook de geest uit te kunnen delen. En wat zegt Petrus dan? “Het is je om je macht te doen, Simon hou je geld maar, je gaat met het geld naar je verderf toe”.

Diezelfde geest van Abner.

Wel dienen in Gods Koninkrijk, maar het belang vooral voor je eigen positie, en je eigen eer.

Is het dan niet zo broeders en zusters, dat de Heere hier ook onszelf in de spiegel laat kijken, in de geschiedenis van Abner.

Wat is voor ons nou de reden om te dienen in Gods Koninkrijk?

Waarom ben je kerkelijk betrokken?

Waarom ga je naar de kerk?

Waarom dien je de Heere?

Het geldt voor ons allen als gemeente, maar, mag ik het vanmorgen specifiek ook op ons ambtsdragers toepassen? Als predikant, ouderlingen, diakenen.

Je kan als ambtsdrager wel dienen in Gods Koninkrijk, maar tegelijk ook bezig zijn met die vraag, ‘wat vinden anderen van mij?’

Die hele menselijke vraag: wat vinden anderen van mijn preken, of onze bezoeken, of de financiële begeleiding van de diakenen, of je humor, of je kleding, of je houding, of dat je vooraan in de zaal zit.

Dat geldt voor ons allen toch broeders en zusters, dienen in Gods rijk kan, terwijl je tegelijk ook vol bent van jezelf.

En dat je daarin, dat ligt er dan ook heel dichtbij, toch vertrouwd op eigen kracht, en eigen inbreng. Alsof wij dan wel even Gods koninkrijk zouden maken.

Kan je zomaar denken.

In je bezoeken, in je werk.

Alsof de Heere ons nodig heeft. Alsof de Heere van ons afhankelijk is.

Is daar die bereidheid, om werkelijk van onszelf af te zien, en echt te dienen?

Niet omwille van ons, maar omwille van God en Zijn Naam.

Als we dienen broeders en zusters, met het oog op onszelf, dan zijn we eigenlijk God en Zijn genade vergeten.

Als we dienen met het oog op de Here Jezus Christus, en leven uit die genade die we ontvangen, dan bouwen wij in Gods Koninkrijk.

Dienen wij als Abner, met hoogmoed?

Of met zelf verloochening, met dienstbaarheid uit genade, met het oog op God en Zijn rijk?

Of voor onszelf?

Dat is de spiegel uit het leven van Abner.

2) Komen we bij Joab. Het tweede gedeelte van de preek.

Joab die leeft met wraak.

David die vertrouwd Abner, en sluit een verbond met hem.

Er is één voorwaarde zegt David, hij wil zijn vrouw Michal terug hebben, de dochter van Saul. Saul had een dwaasheid begaan, door Michal aan Paltiël weg te geven. David vraagt aan Abner, en ook aan Isboseth “geef mijn vrouw Michal terug”.

Nu was daar een wet in het Oude Testament, dat, als je van een vrouw gescheiden was, dat je die niet mag terugnemen.

Maar David die was niet van Michal gescheiden, Michal was van hem afgepakt door Saul, haar vader.

Michal leefde dus feitelijk met Paltiël in overspel.

Met deze vraag van David wordt dat onrecht dus weer recht gezet.

Even tussen twee haken, zoals al de huwelijken en de seksuele omgang in dit hoofdstuk steeds, heeft ook dit verzoek een politieke lading.

Want David wil door middel van Michal, de banden met het huis van Saul weer aanhalen. Hij heeft daarin ook het oog op de eenheid tussen het huis van David en het huis van Saul, en dus ook de eenheid van heel het volk Israël.

Hij wil een einde maken aan die burgeroorlog.

Als dit geregeld is, ontvangt David Abner warm.

David en zijn mannen krijgen een maaltijd aangeboden.

David vertrouwt Abner, de generaal van Saul, die overgelopen is.

Abner gaat zich voortaan inzetten voor David.

Maar als Joab, de generaal van David, als die hiervan hoort, is het niet best.

Hoe reageert Joab?

Hij is woedend! Hij is furieus!

Joab vertrouwt Abner voor echt geen cent.

En wat doet hij? Met een smoesje lokt hij Abner in de poort van Hebron, en hij steekt hem daar stiekem in zijn onderbuik.

En zo zakt Abner dood neer.

Joab, waarom doe je dat?

Er zijn allerlei redenen te bedenken.

Joab kan bang zijn, dat Abner een concurrent van hem wordt, zijn positie overneemt, generaal met invloed in heel Israël.

Jaloezie, voor het vertrouwen wat Abner krijgt.

Vooral wordt hier genoemd, wraak.

Joab neemt wraak, omdat Abner de broer van Joab, Asahel had gedood.

2 Samuël 2, Asahel die snelle loper, Abner had hem neergestoken met de achtereinde van zijn speer, in de strijd.

Joab is daar boos over, zijn broer is vermoord.

Hij wreekt zich op Abner.

Is dat rechtvaardig? Is het rechtvaardig en eerlijk wat Joab hier doet?

Abner had Asahel gewaarschuwd, “ga weg Asahel, blijf me niet volgen”.

Abner had Asahel gedood uit zelfbescherming, in tijd van oorlog.

Is het dan eerlijk om Abner in vredestijd, met een leugen te lokken, en stiekem te doden?

In vers 30 staat dat er met nadruk bij, Abner had Asahel gedood in de strijd.

Terwijl het nu tijd van vrede is.

En het gebeurt nog wel in Hebron, een van de vrij steden. God had die stad aangewezen. Als je daar bent mag je niet zomaar om komen door bloedwraak, nee eerst moet daar een rechtszaak komen.

Deze laffe daad broeders en zusters, is zonde, is eigenbelang.

Joab zit dan wel niet vol hoogmoed, maar wel vol wraak, vol woede op Abner.

Vanwege de moord op Asahel.

En hoe je het ook kan indenken dat Joab zijn boer Asahel mist, en woedend is op Abner.

Toch, Joab, wat ben je aan het doen?

Ben jij hier een familietwist aan het uitvechten? Of ben jij de generaal van Gods volk Israël?

Hier vecht je niet als generaal.

Hier vecht je als een broer, die persoonlijk wraak neemt in een familiezaak.

En wat voor een immense gevolgen heeft dat broeders en zusters.

Wat doet Joab hier?

Hij brengt de eenheid van het volk van Israël in groot gevaar.

Moet je even indenken, Abner die diende in het huis van Saul, van de stam Benjamin. Abner die het vertrouwen had van al de 11 stammen van het volk Israël. Wat zullen ze nu denken?

Wat zullen die 11 stammen nu denken?

Ze waren door Abner overgehaald om niet Isboseth te steunen, een Benjaminiet, het huis van Saul. Maar om te kiezen voor David.

Abner had het gezegd, ze zeiden, “laten we dat maar doen”.

Ze vertrouwden Abner, en ze vertrouwde daarom ook David.

Maar nu, nu krijgen ze zomaar de indruk, ja David heeft Abner stiekem laten ombrengen.

David, die smeerlap, die heeft Abner stiekem vermoord in de poort van Hebron.

En al die 11 stammen, kunnen zomaar weer afhaken, en zeggen “David, zoek het maar uit. Zoek het maar uit. Wij vertrouwen jou niet meer, we kiezen voor Isboseth, onze leider in onze stam Benjamin”.  

Joab die brengt met deze wraak de eenheid van het volk Israël in groot gevaar.

En er kan zomaar weer een bloedige burgeroorlog losbarsten.

Laten we ook nu in de spiegel kijken broeders en zusters.

Deze houding van Joab, is dat ook niet een hele diep menselijke herkenbare houding?

Een houding die ook voor ons verleidelijk kan zijn.

Dat we zomaar net als Joab kunnen worden.

Persoonlijk gekrenkt zijn in een bepaalde zaak, beschadigd, benadeeld, vernederd.

En dat dan die persoonlijke gevoelens van boosheid en wraak, en verdriet, een belangrijke plaats in nemen.

Dat we dat niet verwerken, daar niet voor bidden, daar niet in verder proberen te komen, maar dat het ons helemaal vervuld in Gods Koninkrijk.

En dat daar gevoelens zijn niet voor God, maar tégen de ander.

Dan zien we Joab is niet ver van ons. Want ons oude zondige mens is niet ver van ons.

Maar in Gods Koninkrijk is die Joab, die oude mens, wel een vijand.

Want met onze misschien zo rechtsvaardige gevoelens van wraak en boosheid, kan je niet bouwen, kan je niet dienen, kan je niet werken in het Koninkrijk van God.

Dat breekt alleen maar af.

En brengt de eenheid en de vrede in groot gevaar.

Ook hier is die klemmende boodschap: leef toch uit de genade van God, met het oog op de eer van God!

Dat je bereid bent om ook persoonlijke moeite, niet zo hoog op te laten spelen, dat ze de eenheid tussen broeders en zusters in gevaar brengt.

Bereid in het dienen, om offers te brengen, omwille van Gods Koninkrijk.

3) Tot slot, David, zelfverloochening, derde gedeelte.

David die wist niets van de plannen van Joab.

De Bijbelschrijver zegt met nadruk in vers 30, en ook later, David laat het zelf zien.

Hij vervloekt Joab met de ernstigste vervloekingen.

God zal hem bestraffen. En hij eist dat Joab en de zijnen meegaan in die rouw gebruiken voor Abner.

David gaat zelf achter de bar aan bij de begrafenis, en heft publiek een rouwklacht aan, waarin iedereen zal zien, dat de dood van Abner veroordeeld wordt door David. Het zijn onrechtvaardige mannen die Abner hebben omgebracht.

David, wat doet hij?

Hij vernedert zichzelf.

Hij verloochent zichzelf.

Hij maakt zichzelf dienstbaar, omwille van Gods Koninkrijk.

Waarom?

David die beseft als geen ander, deze laffe daad, deze stiekeme moord, die is zo oneerlijk en zo goddeloos.

De eenheid van het volk van Israël loopt nu groot gevaar.

David die die ochtend zo dankbaar was voor de verzoening met Abner, voor de eenheid in Gods volk, tussen de 12 stammen. Een bloedige burgeroorlog die ten einde leek. De vrede die terug leek te keren.

Maar aan de avond van die dag lag de eenheid aan diggelen. En stond die burgeroorlog opnieuw op het punt van uitbreken.

Dat mag, en dat zal, en dat kan niet gebeuren.

David spant zich in tot het uiterste, om te laten zien, ik heb die dood van Abner niet gewild.

David spant zich in tot het uiterste, om de eenheid van het volk Israël te bewaren.

Hij straft Joab nu nog niet, mogelijk omdat hij niet twee generaals op één dag kan missen.

Maar als Salomo later koning wordt, dan zegt David, “straf Joab, ook omdat hij Abner heeft vermoord”.

En Salomo doet dat.

God zegent hier de inspanningen van David.

En Israël, wordt Goddank, bewaard in de eenheid.

Zodat uiteindelijk na de dood van Isboseth, 2 Samuël 4, David tot koning wordt gezalfd over heel Israël, 2 Samuel 5.

Wat leren wij van deze geschiedenis broeders en zusters?

Volg niet, volgt niet in het voetspoor van deze twee generaals, deze krachtige mannen. 

Want Abner en Joab, ze willen wel dienen in Gods Koninkrijk, zeker. Maar met hoogmoed en met eigen kracht, en met eigen persoonlijke gevoelens van boosheid en wraak.

En dat kan niet. Dat kan niet.

Dat is geen geloof, dat is geen genade.

Nee, dat is zonde, en dat breekt af.

Volg dat voetspoor van koning David!

Die in geloof, met zelfverloochening zijn eigen eer en hoogmoed en wraak opzij zet.

En zich richt op God en Zijn rijk.

David die laat ons hier zien, de genade van die grote Zoon van David, die ook zijn Heere is, de Heere Jezus Christus.

De Heere Jezus die ten volle Zijn volk bewaart in de eenheid van het ware geloof.

Die voor ons het Koninkrijk van God gevestigd heeft, en de poort van Gods Koninkrijk geopend heeft, door Zijn lijden en sterven.

En die u en jou, en mij uitnodigt, “kom achter Mij aan, verloochen jezelf, neem je kruis op je, en volg Mij.

Want Mijn last is licht, en Mijn kruis is zacht”.

En als je dat doet, met zelfverloochening, met strijd, dan mag je rust vinden.

Rust bij Jezus Christus.

Rust en vrede voor je ziel, bij God.

AMEN

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.