Ga naar de inhoud

Preek Joh. 13:21-30

Judas, de verrader
Judas heeft de Heere Jezus verraden. Een huiveringwekkende gebeurtenis. Hoe is het mogelijk? Hoe kwam Judas tot deze daad? Was het een bewuste keuze? Of het noodlot? Een preek over de verrader, die voor zijn verraad al ontmaskert wordt door Jezus Christus. De laatste preek uit de serie over Jezus Christus, die met zijn discipelen het laatste Pascha eet.

Liturgie
Psalm 65:1
Psalm 22:13 (na wet)
Psalm 41:3,5 (na Schriftlezing)
Psalm 73:10,11 (na preek)
Psalm 22:12 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 14:2,4

Schriftlezing Joh. 3:16-21, 13:1-20
Tekst Joh. 13:21-30

Preek Joh. 13:21-30
Door ds. C. Koster

De verrader ontmaskerd door Hem die verraden wordt
De verrader wordt

  1. Aangekondigd
  2. Aangewezen
  3. Aangestuurd

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Vandaag buigen wij ons over een diep ingrijpende geschiedenis. We staan stil bij Judas, die de weg van het onheil kiest. De verkeerde weg, tegen God, tegen Jezus Christus, tegen de Heilige Geest. En daarmee zijn eigen oordeel over zich afroept. Een tekst, die je misschien op het eerste oog liever zou overslaan. Omdat het ongemakkelijk kan zijn, om over zulke ernstige zaken te spreken. Confronterend, omdat het ook gaat over de consequentie als je het heerlijke evangelie afwijst. En misschien roept het ook twijfel en vragen bij u op, als u dit leest. Hoe zit het met mij? Hoe zal het gaan met mijn zoon, mijn dochter.

En toch moeten we ook deze tekst niet overslaan. Deze tekst was onderdeel van de serie over de laatste Paschaviering van Jezus Christus met zijn discipelen. En een van de voordeel van een serie is, dat je ook teksten tegenkomt, die je misschien zelf niet zo snel zou kiezen.

Nu willen we deze tekstverzen ook bekijken. Woorden van God, voor ons geopenbaard. Ingrijpende, ernstige woorden over Judas. En laten we dat meteen bij het begin van de preek zeggen. Toch zullen we er goed op moeten letten, dat niet Judas hier in het centrum staat. Het is Christus, die hier centraal staat. Zijn glorie, zijn majesteit, zijn liefde. Daar mag ik u op wijzen, midden in dat duister van ongeloof en oordeel.

We hebben gelezen, dat de Heere Jezus in uiterste zelfvernedering en liefde voor al zijn discipelen de voeten van zijn discipelen wast. Waar ze zichzelf te hoog en te groot voor voelen, dat gaat de Heere Jezus doen. Het stof van hun voeten wast Hij af.

Maar Hij zegt het dan tot twee keer toe, dat zij niet alle twaalf hetzelfde zijn. Vers 10, U bent rein, zegt de Heere Jezus, maar niet allen. En vers 18, Ik zeg dit niet van u allen. De Heere Jezus citeert dan ook Psalm 41. Een Psalm, waarin David spreekt over het verraad van Achitofel, die meewerkt met het verzet van Absalom. Een wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven. Ook nu, hier aan tafel van het Paschafeest.

Voor de discipelen zal het moeilijk te begrijpen zijn. Als de Heere Jezus sprak over zijn lijden en sterven, begrepen ze het niet. Net zo min vatten ze de woorden van Jezus Christus, als het gaat over verraad in zijn eigen kring. En hoezo moeten ze dan bang zijn? Jezus Christus kan toch stormen stillen? Hongerigen voeden? Zieken genezen? Doden opwekken? Wat kan ons overkomen, als de Heere Jezus erbij is?

Maar dan gebeurt er iets aangrijpends. Want nu is Jezus Christus zelf in beroering! Ze zien het, Hij is bewogen. De Heere Jezus is er niet rustig en gelaten onder, nee, dit raakt Hem. De discipelen voelen aan alles: hier is iets aan de hand. Onze Heere is in beroering. Wat gebeurt is?

We lezen één keer eerder, dat Jezus in beroering was. Dat is in Joh. 12:27, ook juist op een moment als het lijden dichtbij komt. En dan zegt de Heere Jezus zelf: “Wat zal Ik zeggen: verlos Mij uit dit uur? Maar hierom ben Ik in dit uur gekomen. Vader, verheerlijk Uw Naam.”

Beroering, omdat Hij de wil van God gaat vervullen en wil vervullen en zal vervullen. Maar dat Hij tegelijk ziet hoe diep en vol smart en smaad en moeite die weg zal zijn. Zo ook hier, in onze tekstverzen. Beroering, vanwege het gewicht van dit moment. Aan één tafel, samen met zijn verrader, die op het punt staat dit verraad werkelijk uit te voeren. En daarmee de uren van Christus’ diepste lijden in te luiden.

En dan legt de Heere Jezus getuigen is. Officieel en publiek spreekt Hij zich uit. Zo staat het er ook: Hij getuigde en zei: voorwaar, voorwaar. Woorden van het grootste gewicht en de volste ernst. “Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden.” De Heere Jezus stelt hier de geheime, verborgen zonde publiek aan de kaak. De waarheid moet boven tafel komen. De verrader zal ontmaskerd worden. Een van u zal Mij verraden.

Waarom zegt de Heere Jezus dit? Met deze woorden laat de Heere Jezus opnieuw zien: mijn keuze van twaalf discipel was geen foutje. De roeping van Judas als discipel was geen misrekening. Nee, de Heere Jezus Christus heeft hier alles in zijn hand. Hij weet het: er is een verrader hier aan tafel. Hij ligt met ons aan, Hij eet met ons van hetzelfde brood.

Ook al is de Heere Jezus zelf slachtoffer van het verraad. Ook al is Hij lijdend voorwerp van alle gevolgen van dat verraad. En zal Hij door het verraad worden overgeleverd in de handen van de Joden en de Romeinen en zal Hij daardoor uiteindelijk sterven. Toch is de Heere Jezus niet passief. Als slachtoffer van dit verraad getuigt de Heere Jezus zelf tegen de dader. Ja, zelfs nog voordat de misdaad is begaan. Om de zonde nu al publiek aan de kaak te stellen. En ieder te laten weten wie hier het laatste woord heeft. Wie hier regeert. Het is de Heere Jezus, die weet heeft, ook van de duistere praktijken van Judas. Maar Hij laat het toe, omdat de Heere Jezus zijn leven ook wil geven.

Waarom is deze Judas dan toch uitgekozen als discipel? Waarom was Judas ook in de kring van de twaalven? Omdat dat de wil van God. Omdat op deze manier de Schriften in vervulling gaan. En dat is wat Jezus Christus wil. Niets anders, dan Gods wil vervullen. Zo is het Gods welbehagen. Al de gerechtigheid moet worden volbracht, vanaf de doop van Johannes in de Jordaan, tot dit moment toe.

En Judas dan? Kon hij er dan niets aan doen? Het moest immers allemaal zo gebeuren. En ook als hij wel wilde geloven, dan had het toch niet gekund, omdat dat niet de wil van God was. Dus eigenlijk kon Judas er niets aan doen, dat hij niet ging geloven. Dat hij de Heere Jezus heeft verraden. Toch? Nee. Kijkt u maar mee, wat er nog meer gebeurt.

2. De verrader wordt aangewezen

Nadat de Heere Jezus in beroering is, valt er een stilte. De discipelen vragen zich angstig af wat de Heere Jezus bedoelt. Ze kijken elkaar indringend aan. Ze zijn in twijfel over wie Hij dat zei. Wie is het, die Hem verraden zal? Opvallend, dat dus niemand denkt aan Judas! Ze twijfelen eerder aan zichzelf, dan dat ze twijfelen aan de betrouwbaarheid van Judas. Kijk, zo verborgen kan een huichelaar zich dus gedragen. Dat er geen hartelijk geloof is. Dat er geen liefde is tot de Heere Jezus. En dat hij zich toch zo gedraagt als een echt discipel van de Heere Jezus, dat niemand is was opgevallen. Niet tot dit moment. Niet tijdens dit moment. Zelfs niet na dit moment, als Judas weggaat. Dan denken ze niet: hij gaat onze Heere verraden, nee, hij moet nog wat inkopen doen of liefdegaven geven aan de armen. Niemand denkt of weet: Judas is de verrader.

En daarom is het tegelijk ook zo bijzonder wat hier gebeurt. Want de Heere Jezus weet het wel! De Heere Jezus blijft niet staan bij de buitenkant van het leven. Hij ziet niet alleen wat je doet en zegt en waar je gaat. Nee, Hij kijkt verder, Hij kijkt dieper. Hij meet de mensen door, tot op de bodem van het hart. Geloof, liefde voor God, dat is niet alleen maar uiterlijke gehoorzaamheid en schijn. Nee, de Heere Jezus ziet ook het hart aan. Zo doorziet de Heere Jezus ook het hart van Judas. En wil Hem ontdekken, aan zijn duistere, zondige wegen.

En als de Heere Jezus dit gezegd heeft, en de discipelen staren elkaar aan, dan is Petrus de eerste die actie onderneemt. Typisch Petrus, die altijd voortvarend te werk gaat. En Petrus gebaart Johannes, om aan de Heere Jezus te vragen wie het toch is, over wie Hij spreekt. Zo wendt Johannes zich tot de Heere Jezus.

U weet, ze liggen daar aan tafel aan, bij het Paschafeest. En blijkbaar ligt Johannes, dat is de discipelen waar de Heere Jezus in het bijzonder liefde voor had, de discipelen die Jezus liefhad, staat in vers 23. Blijkbaar ligt Johannes dan naast de Heere Jezus. En ze liggen dan op hun zij, aan tafel. En dan kan Johannes zich als het ware zo naar achteren laten rollen, zodat hij blak bij de borst van de Heere Jezus is. En dan kan Hij heel intiem, één op één met Jezus spreken, fluisteren. Heere, wie is het?

En dan geeft de Heere Jezus antwoord. Waarschijnlijk ook zo, dat alleen Johannes het kan horen. Het antwoord is niet rechtstreeks, dat de Heere Jezus een naam noemt. Maar Hij wijst via een teken aan, wie het is. Hij laat daarmee zien, dat Jezus echt weet wie Hem verraden zal. Hij doopt een stuk brood in de kruiden en geeft dat aan Judas Iskariot, de zoon van Simon.

Wat betekent dit gebaar? Is dit een vijandige daad van de Heere Jezus? Is dit een subtiel verwijt naar Judas. Nee, eerder is het een liefdevol gebaar, een eervol gebaar van de Heere Jezus naar Judas. Als Gastheer rijkt de Heere Jezus het brood uit aan zijn gasten. Dat gebeurde wel vaker in die tijd. En dat was juist een heel mooi, liefdevol gebaar. En eigenlijk klopt de Heere Jezus daarmee dus op de deuren van Judas’ hart. Judas, doe open. Geef je hart niet aan de satan, maar geef je hart aan Mij. Geef je over in vertrouwen aan mij.

Kijk, hier is het moment gekomen van de waarheid. Het moment van de keuze. Want dat is, wat Judas zeker had. Een keuze. Het is niet zo dat Judas niet anders kon. Nee, op dit moment is het voor ieder zichtbaar en duidelijk, Judas kon kiezen. Judas, wat kies je? Laat je jouw harde hart open breken en belijd je nu alsnog je zonden? Of verhard je je hart en hou je vast aan je zondige plannen?

Het is precies, zoals de Heere Jezus zo vaak gezegd heeft. We lazen het in Joh. 3: wie de waarheid liefheeft komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar wordt dat zij in God gedaan zijn. Maar ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden. Judas, je wordt hier ontmaskerd door de Heere Jezus. De Heere Jezus doorziet je, tot in je hart. Wat doe je? Laat je zijn licht stralen in je duister hart? Laat je niet alleen zijn water toe voor je voeten en zijn brood in je hand, maar laat je ook zijn liefde toe in je hart? En zijn genade in je leven? Of sluit je de deuren van je hart? En weiger je zijn liefde? Verkies je te blijven liggen in de duisternis, boven het licht en de genade van Christus?

Gemeente, voelt u hoe verdrietig en ingrijpend het is, wat hier gebeurt? Want wat kiest Judas? Hij maakt de keuze tegen Jezus Christus. Met alle geweld houdt Judas de deuren van zijn hart gesloten voor de krachten van de hemel. Voor de krachten van genade. En dan opent hij daarmee ook de poorten van de hel. En geeft hij zich over aan de krachten van de duivel. Hij biedt geen weerstand en geen aarzeling meer tegen de zonde, maar wordt meegesleurd in de stroom van het kwaad. “Toen voer de satan in hem.” Het ongeloof, het verzet, het plan wat hij al had wordt nu door zijn verharding voltooid. Volledig overgave aan de wil van de satan. Zodat hij met kracht zijn plan doorzet en voltooit. Nu is het moment van de waarheid. Jezus’ ontdekkend licht schijnt in zijn hart. En dan kan het alleen maar twee kanten op. Het werkt uit óf genade óf verharding. Wat verdrietig, wat levensingrijpend!

Maar, dat is toch niet eerlijk? Judas had toch ook geen keuze? Judas was toch verworpen door God al voordat hij kon kiezen, dus was het onmogelijk voor hem om nog voor Christus te kiezen.

Nee, zo wordt het ons niet geopenbaard, gemeente. Judas had wél een keuze. Ook Judas was toch jaren onderwezen door Jezus Christus? Ook Judas’ voeten waren toch gewassen door Jezus Christus? En Judas krijgt nu toch brood uit de eigen handen van Jezus Christus, daar aan het Paschamaal? Maar hij kiest voor ongeloof en verzet. De liefde van Jezus Christus openbaart juist in Judas’ hart het verzet tegen de nederigheid, tegen de dienstbaarheid, tegen de zwakheid van Jezus Christus. Dat is de zwakheid en de dwaasheid van het kruis. En ja, dan blijkt daaruit dat Judas inderdaad verworpen is door God. En dan laat God Judas ook in zijn zonden liggen. En dan gaat God hem in zijn rechtvaardig oordeel voorbij. Maar Judas kan niet zeggen: ik wist het niet. Of: ik wilde wel, maar ik kon het niet. Nee, dan zal de rechtvaardige Rechter de werken van Judas oordelen en toetsen of ze uit God waren of niet.

Nu, opnieuw de vraag, gemeente: is dit Bijbelgedeelte ons gegeven om twijfel te zaaien bij Gods volk? Zodat u en jij jezelf vertwijfeld gaat nu moet gaan afvragen: ben ik wel uitverkoren? Heb ik Christus wel waarlijk lief? Of voor uw zoon of dochter, is er nog inkeer mogelijk? Nee, dat is niet de bedoeling. Want niemand is precies zoals Judas. En zolang er nog tijd van genade is, is er altijd hoop en terugkeer mogelijk.

Maar ziet u toch vooral het troostvolle en bijzondere in deze tekstverzen. Dat Jezus Christus dit alles niet zegt om Judas van zich weg te jagen. Nee, zelfs bij Judas is de Heere Jezus hier bezig als een herder. Tot het laatste moment zoekt de Heere Jezus dat verloren schaap. Zelfs in de laatste uren van zijn leven op aarde, aan de vooravond van zijn lijden. Zelfs tegenover diegene, die het begin van zijn lijden zal inluiden. Het is Christus, die zo geduldig is, en genadig, en zoekend.

Jezus Christus zoekt het hart van zijn discipelen. Hij wil zich juist aan hen verbinden. Hij zal zichzelf zelfs voor hen overgeven aan het kruishout. Hij geeft zijn lichaam en zijn bloed voor hen. In deze zelfde Paaszaal spreekt Hij toch die liefdevolle woorden uit bij brood en beker: dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed.

De discipelen hoeven juist niet te twijfelen: “hoor ik daar ook bij?” Ze hoeven zich juist niet angstig af te vragen: “mag ik delen in zijn sterven en opstanding.” Nee, want de Heere Jezus heeft hen juist lief. En Hij geeft zichzelf juist voor hen, pure genade. Maar laten zij hun ogen richten op Jezus Christus. Laten ze zijn heerlijk licht schijnen in hun leven. Juist als daar misschien twijfel is of klein geloof of ongeloof of strijd. Maar laat zijn licht schijnen in je hart, in je leven.

Dat geldt ook voor ons vandaag. Voor u, voor jou. Als je twijfelt, als je aanvechting hebt, als je onzeker voelt. Als je je soms een Judas voelt, omdat je weer gestruikeld bent in de zonde. Als je je weer mislukt voelt. Als je het gevoel hebt dat je als christen faalt. En je je onzeker afvraagt of je nog wel bij God mag horen. Nou, zie dan op Judas, want Judas laat zien hoe het niet moet. Judas liet zijn voeten wel wassen, maar verachtte de liefde van Christus. Hij lag wel aan tafel met de Heere Jezus, maar geloofde niet in zijn woorden. Hij luisterde wel naar de woorden van de Heere Jezus. Maar hij sluit zijn hart voor de liefde van de Heere Jezus. En hij wendt zich van Hem af.

Wees dan niet als Judas, gemeente. Maar u, ga met uw twijfel en zonde naar Christus toe. En open uw hart voor Hem, ook die duistere plekken in uw hart en leven. Erken en belijdt het voor Hem. Laat zijn heerlijk licht stralen. Hij geneest en heelt, want Hij vergeeft. Hij verzoent u met God, hoe groot uw zonden ook zijn. Hoe diep de duisternis in uw hart ook is. Hij kan het overwinnen. Want Jezus Christus ging zelf naar een plek, waar de duisternis nog veel dieper was. En de ellende nog veel groter was. Hij verbrak het, Hij overwon het. Zo kan Hij ook zijn heerlijk licht in uw leven laten schijnen. Wat een wonder van genade. Zo komen we tot slot bij het derde gedeelte van de preek.

3. De verrader wordt aangestuurd

“Wat u wilt doen, doe het snel” zegt de Heere Jezus. Nu Judas de keuze van ongeloof heeft gemaakt, en de satan daardoor ook in hem gegaan is, is het duidelijk. En zendt de Heere Jezus hem weg. Niet omdat de Heere Jezus Judas al bij voorbaat had opgegeven als een hopeloos geval en geen moeite aan hem had besteed. Maar omdat Jezus Christus nu ziet dat Judas zich niet wil laten redden. Judas is niet door de Vader aan Jezus Christus gegeven. De Heere Jezus ziet: de verrader is onderweg, om dat satanische plan uit te voeren, onder de almachtige regering van God. Nu, ga dan maar, en doe het snel.

Niemand begreep het, staat er. Johannes dan? Johannes zag toch het teken, hij wist toch wat de Heere Jezus had gezegd? Ja, maar waarschijnlijk doorzag hij nog niet de diepste betekenis daarvan, op dat moment. En greep hij daardoor ook niet in. Hoe zou hij ook? De Heere Jezus zelf deed ook niets. Er was wel beroering, maar geen verzet. En zo ligt Johannes daar aan, en ziet iedereen toe als Judas met het brood in zijn hand opstaat en weg gaat. De discipelen dachten dat Judas nog iets moest kopen of wat aan de armen moest geven.

Sommige exegeten zeggen overigens vanwege deze woorden, dat dit getuigenis van Johannes niet klopt. Omdat je op die donderdagavond niet meer iets gaat kopen of iets gaat weggeven. Maar dat is niet juist. Want weldegelijk kon je op die avond nog kopen. Als je merkte dat het brood sneller opging dan je had gedacht, dan kon je juist op die avond nog tot middernacht wat bij kopen in de winkel. Want die vrijdag daarop was het Pascha, en dat was een dag die gevierd werd als een sabbatdag. Een dag dus, waarop je niet meer mocht kopen en verkopen. En die zaterdag daarna was ook een sabbatdag. Dus dan had je twee dagen, waarop je niets kon kopen. Het is dus in het geheel geen onlogische gedachte, dat Judas nog snel even de voorraad zou gaan aanvullen. En juist op die donderdagavond bleef de tempel ook langer open en verzamelden de armen zich in de tempel, om liefdegaven van de Joden in ontvangst te nemen. Het was dus niet onlogisch, waar de discipelen aan dachten.

Maar ze hadden het niet juist. Want Judas gaat niets kopen en gaat niets weggeven. Nee, hij gaat heel iets anders doen. De Heere Jezus weet het. En als Heere regeert Hij ook nu. Hij zendt Judas weg: doe wat je moet doen, Gods gerechtigheid moet worden vervuld.

En het was nacht, staat er dan fijntjes. Inderdaad, de nacht waarin Jezus Christus werd overgeleverd. Judas’ daad kan ook geen daglicht verdragen. Dit is uw uur en de macht van de duisternis. Judas gaat weg bij de cirkel van licht, rondom Jezus. En hij geeft zich over aan de duisternis, de weg van satan.

Maar niets gaat buiten Gods wil. Zo moet het gebeuren. Wie Mijn brood eet, heeft zijn heil tegen Mij opgeheven. Opdat Ik kom te vallen, opdat Ik kom te hangen aan het kruishout. Maar echt vallen, dat zal niet gebeuren. Want ja, Jezus Christus moet lijden. En ja, Hij geeft zijn leven. Maar Hij zal het ook weer terug ontvangen. Omdat Hij trouw was, ook toen Hij verraden moest worden en zijn diepste lijden zou gaan beginnen.

Zo spreekt Jezus Christus dat ook met kracht uit, direct nadat Judas de paaszaal verlaat. Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt. Want Jezus weet: het verschrikkelijke verraad van Judas, en de macht van de duisternis en mijn verhoging aan het kruishout, ja, mijn sterven, het leidt alles tot de verheerlijking van Mij en van mijn Vader in de hemel.

Zo gemeente, sluit dan uw hart niet toe voor dit heerlijk, liefdevolle licht van Jezus Christus. Maar aanvaardt zijn liefde. Geloof in Hem, als uw Verlosser. Opdat u door Jezus Christus bent gered. En u mag leven tot verheerlijking van uw Vader in de hemel. Amen.

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.