Christus viert het nieuwe verbond in zijn bloed
Het zijn bekende woorden: ‘het nieuwe verbond in mijn bloed’. Maar wat betekenen die woorden eigenlijk? En hoe kan het, dat Jezus Christus inbreekt in het oeroude sacrament van het Pascha? En dat opheft tot het sacrament van het Avondmaal? De tweede preek in een serie over de Heere Jezus, die het laatste Pascha viert samen met zijn discipelen.
Liturgie
Psalm 84:3,6
Psalm 25:10 (na wet)
Psalm 142:4,5,6 (na Schriftlezing)
Gezang 13:2,4,5 (na preek)
Psalm 27:4 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 15:1
Schriftlezing Ex. 24:1-11
Tekst Luc. 22:19-20
Preek Luk. 22:19-20
Door ds. C. Koster
Met de instelling van het avondmaal viert Christus het nieuwe verbond in zijn bloed
- Een maaltijd met tekenen
- Een maaltijd tot zijn gedachtenis
Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Hocus pocus Pilatus pas. Dat kennen de kinderen van de gemeente vast wel. Een zogenaamde toverspreuk. Misschien zeg je het zelf wel eens, in je fantasie. Als je dingen bedenkt die er niet echt zijn. Hocus pocus Pilatus pas, ik wou dat ik een vlinder was.
Wist je dat die woorden eigenlijk bij de kerk vandaan komen? Toen ze vroeger het Avondmaal vierden, brak de voorganger het brood, net als wij dat vandaag doen. Maar toen zei de dominee er Latijnse woorden bij, over het lichaam van Christus dat geleden heeft onder Pontius Pilatus. Dat klonk zo: “hoc est corpus meum, sub Pilatus passus.” En dan leek het net alsof de dominee aan het toveren was. Alsof hij van dat brood het lichaam van Christus maakte, en dat dan uitdeelde aan de mensen. Hij sprak die Latijnse woorden, brak dat brood, en dan kreeg je dat bijzondere brood bij het Avondmaal. Hocus pocus Pilatus pas.
Nu is het natuurlijk helemaal niet waar dat er in de kerk getoverd wordt. De dominee tovert niet en het brood blijft gewoon brood. En gelukkig spreek ik geen Latijn, als ik dat al had gekund. Ik spreek gewoon Nederlands, en iedereen kan mij verstaan.
Toch is het misschien wel zo, dat soms het gevoel je bekruipt, dat het avondmaal iets geheimzinnigs is. Als je als kind al die volwassen mensen aan tafel ziet zitten. Brood wordt gebroken, wijnbeker uitgedeeld. Dan denk je: wat gebeurt daar precies? Waar zijn ze mee bezig? Wat maakt dat brood en die wijn voorin de kerk zo bijzonder? Wat maakt het avondmaal zo bijzonder? En als je dan voor het eerst aan het avondmaal gaat. Weet u dat nog, dat u voor het eerst avondmaal vierde? Dan denk je misschien toch, hoe zal dat zijn? Wat zal ik ervaren? En misschien werd je wel teleurgesteld, omdat het brood gewoon brood is en de wijn gewoon wijn. En je er achter kwam, dat de maaltijd op zichzelf eigenlijk niet bijzonder is.
En toch is het Avondmaal wel heel bijzonder. Het is absoluut geen magie, en ook geen toveren. Het is wel bijzonder, wat er gebeurt. Want het is de Heere Jezus zelf, die zijn gemeente door het Avondmaal zijn liefde op het hart wil binden. Het is de Heere Jezus zelf die laat zien: Ik hoor bij jullie, en jullie horen bij Mij. Hij laat aan u en jou proeven: Ik schenk jullie vergeving van al jullie zonden, om niet.
Laten we luisteren naar de woorden van de Heere Jezus, toen Hij het avondmaal instelde. U weet dat de Heere Jezus hier met zijn discipelen het Pascha viert. Ze liggen allemaal aan die tafel. En op tafel staat alles wat nodig is voor het Pascha: de bittere kruiden, olie, het vlees van het paschalam, het ongezuurde brood en de wijnbeker. En normaal gesproken gaat het Pascha dan zo, dat ze beginnen met de eerste keer drinken uit de wijnbeker. Dan eten ze van de bittere kruiden, in olie gedoopt. Dan drinken ze de tweede keer uit de wijnbeker en eten ze het ongezuurde brood en van het vlees van het paschalam. Dan drinken ze voor de derde keer uit de wijnbeker, zingen de lofzang. En daarna drinken ze voor de vierde keer uit die wijnbeker.
Maar dit is geen normale viering. Bij deze viering gaat het anders dan anders. Na de tweede keer dat de wijnbeker rondgaat pakt de Heere Jezus een stuk ongezuurd brood. Hij dankt de Heere voor dat brood. Hij breekt het en deelt het uit aan zijn discipelen. En dan gaat de Heere Jezus niet spreken over Egypte, over dat ongezuurde brood wat ze aten tijdens de haastige uittocht uit Egypte. Maar nu zegt Hij: “Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.”
De Heere Jezus spreekt nieuwe woorden uit bij het oude Pascha. Hiermee laat Hij zijn liefde zien, voor zijn volk. Waarin kan u zijn liefde zien? Nu, vooral in die diepe woorden: het is voor u. Daar zit heel het evangelie in verpakt. Het is ten behoeve van u, om u kracht en troost te geven. Ja, meer nog: het is ook in uw plaats. In plaats van u. Ik zal mijn lichaam geven, mijn bloed zal worden vergoten. Zodat u niet eeuwig hoeft te sterven onder de toorn van God. Zodat u vrijuit mag gaan. Zodat u eeuwig mag leven in de liefdevolle nabijheid van God. U mag bij mij horen en Ik wil bij u horen. Om u leven te geven. Genade en verlossing. Zodat u verlost bent van uw zonden en de toorn van God. Geloof Mij, verbind je leven met Mij, dan ben je gered.
En dat zegt de Heere Jezus bij zowel het teken van het brood als bij de teken van de wijn. Als Jezus Christus dat brood in zijn handen heeft, dan spreekt Hij over zijn lichaam. Dat brood verwijst naar zijn lichaam. Net als een afbeelding, een plaatje. Als je wijst naar een foto en zegt: dat is mijn moeder, dan bedoel je natuurlijk niet dat die foto jouw moeder is. Maar dat die foto een afbeelding is van jouw moeder. Nu zo zegt Jezus Christus dat ook over dit brood. Door zijn woorden zegt Hij dat dit brood een afbeelding is van zijn lichaam.
En wat bedoelt Hij dan precies met dat woord ‘lichaam’? Met dat woord lichaam bedoelt Hij zichzelf, helemaal, met lichaam en ziel. Hij zal zichzelf geven, in de dood aan het kruishout. En juist door zijn zelfovergave tot in de dood wordt voor zijn volk als het ware tot brood. Net zoals brood, kracht geeft aan uw lichaam. Zo zal Christus’ lichaam en offer kracht en leven geven aan uw ziel.
En bij de wijnbeker gaat het eigenlijk net zo. Dan zegt de Heere Jezus: deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Dan heeft Hij die beker met wijn in zijn handen en verbindt Hij op diezelfde wijze dat wijn aan zijn bloed. Deze wijn is voortaan een afbeelding van mijn bloed. Aan zijn bloed, dat Hij als offer zal geven. Dan gaat het vooral over zijn lijden. Over zijn gewelddadige dood aan het kruishout. Het bloedige offer van Jezus Christus wordt voor zijn volk als het ware tot wijn. Wijn, dat kracht en moed en vreugde geeft. Christus zijn bloed geven om uw ziel te sterken en te verkwikken. Zo wijst Jezus Christus dus van het brood en de wijn naar zijn lijdensweg en kruisdood.
Zo deelt Jezus Christus het brood en de wijn uit. Nog voordat Hij gevangen is. Vlak voordat zijn lijden in alle hevigheid over Hem zal losbarsten. Nu al spreekt Hij die liefdevolle woorden in volle bewustzijn uit. Het is voor u. Ik geef Mijzelf als offer, voor u, voor jou. Neem, eet, gedenk en geloof.
De Heere Jezus stelt hier het Avondmaal in. En wij vieren nog steeds het Avondmaal, in opdracht van de Heere Jezus. En als jullie dat zien, jongens en meisjes, je ouders en al die mensen hier voor in de kerk die brood eten en wijn drinken. Dan zegt de Heere Jezus tegen jullie ouders, en tegen al die mensen: Ik heb mijn leven gegeven, om jullie te verlossen. En als jullie ouders dan aangaan en eten en drinken, dan is het eigenlijk dat je ouders daarmee zeggen: ja, Heere, ik geloof dat u ook voor mijn zonden bent gestorven. Ja, Heere, ik geloof dat u ook mijn zonden hebt vergeven. Ik geloof dat er vergeving is en leven, bij de Heere Jezus Christus.
De Heere Jezus deelt het evangelie uit. De beloften, dat uw zonden vergeven zijn. En dat is natuurlijk niet alleen als Hij het brood laat breken bij het avondmaal. Maar dat geldt voor elke preek. Hij spreekt u en spreekt jou aan. Geloof je in Mij? Vertrouw je op mijn dood aan het kruis, als een vergeving van al je zonden? En neem je dat dan ook aan? Geloof je, dat Ik stierf voor u, voor jou? Belijdt u Hem als uw Verlosser? En erkent u, dat u Hem nodig hebt, om verlost te worden van zonde en oordeel?
2. Een maaltijd tot zijn gedachtenis
Dan het tweede wat Jezus Christus zegt. Doet dit tot mijn gedachtenis. Het woord gedachtenis, dat kent u wel. Als je gedenkt, dan denk je niet alleen aan het verleden, zoals je ook in een museum kunt wandelen en aan oude dingen kunt denken. Nee, gedenken is dat je je echt met het verleden verbonden weet, zodat het ook je geloof en gedrag vandaag raakt en beïnvloed. Bijvoorbeeld het Pascha. Daarin gedenkt Gods volk de grote verlossingsdaden van God uit vroegere tijden. En dat wonder halen ze in het Pascha als het ware naar het hier en nu. Om God te danken dat Hij zijn volk zo heeft verlost. En God te danken dat wij nog steeds vandaag zo Gods volk zijn en kunnen zijn, om wat Hij toen heeft gedaan. Je denkt er dus niet alleen maar aan terug, maar je viert het ook nu, als jouw verlossing. En het geeft hoop en verwachting naar de toekomst. Dat God zijn verloste volk ook zal blijven beschermen en bewaren.
God had in het Oude Testament keer op keer voor zichzelf bewust een gedachtenis gesticht. Steeds weer zegt Hij tegen zijn volk: gedenk mijn grote daden. Sta er bij stil, leef eruit. Besef, dat je heel je bestaan als volk van God in het land van God, aan Mij te danken hebt. Dat dat puur genade is. Blijf gedenken.
En als we dat zo zeggen, dan voelt u wel, gemeente, dat het enorm ingrijpend is, wat Jezus Christus hier doet. Tijdens dit hoogtepunt van de Joodse feestkalender, het Pascha. Tijdens hét unieke jaarlijkse moment van gedenken. Breekt Jezus Christus in op de Paschaviering. Breekt Jezus Christus in op het gedenken van Gods daden, de verlossing uit Egypte. En dan stelt Hij zichzelf in het middelpunt, daarvoor in de plaats. Doet dit tot míjn gedachtenis. Niet tot gedachtenis aan God en Egypte. Nee, tot míjn gedachtenis. Jezus Christus plaats zichzelf centraal als het grote moment in de geschiedenis. Ja, nog groter dan het wonder van het Pascha, de uittocht uit Egypte. Dat is toch enorm ingrijpend?! Mag Jezus Christus dat wel doen? Is dit niet vloeken tegen Gods geboden? Is dit niet schenden van het verbondsfeest?
Het antwoord op deze vraag zit hem in de woorden ‘nieuw verbond’. De Heere Jezus spreekt over het nieuwe verbond in zijn bloed. Dat betekent: we staan hier aan het einde van het oude verbond. En op de drempel van het nieuwe verbond. Op de drempel van een nieuw tijdperk, dat aan zal breken. Een nieuwe fase! Een nieuw tijdperk.
Kijk, er is ook een oud verbond. Daarover lazen we in Exodus 24. Dat is de verbondssluiting tussen God en zijn volk bij de berg Horeb. We lazen, dat er stieren worden geslacht, en een deel van het bloed van die geofferde dieren komt dan op het altaar. En een ander deel van dat bloed komt op het volk. Daarmee werd het verbond bevestigd: dit is het bloed van het verbond dat de HEERE met u gesloten heeft op grond van al die woorden, zei Mozes.
En dan gaan Mozes, Aäron, Nadab en Abihu en zeventig oudsten de berg omhoog en dan mogen zij God zien. En nadat zij God zagen aten en dronken zij samen. Zo bijzonder! En toch was dat slechts het oude verbond. Hoezo dan een oud verbond? Waarom was er een nieuw verbond nodig? Had God vroeger een verkeerd verbond gesloten? Een verbond, dat niet goed genoeg was?
Dat oude verbond was gegrond op de woorden van het volk. Dat ze gehoorzaam zouden doen, wat God van hen vroeg. En daarvoor moesten dan ook dieren geofferd worden. En dat bloed werd op het volk uit gesprenkeld, als bezegeling dat ze echt trouw vast zouden houden aan dat verbond. Als ze dat niet zouden doen, dan mochten ze sterven, net als die dieren. En dan is het verbond zelf wel sterk. En dan zijn de beloften van God wel sterk en vast en zelf eeuwig. Maar het ja-woord van het volk blijkt van zo weinig waarde. Zij breken het verbond. En zondigen, dag in dag uit. Steeds is daar weer bloed nodig, verzoening, vergeving. Steeds moet er geofferd worden, betaald worden. Niemand minder dan Gods eigen Zoon moest komen, om dat verbond voor eeuwig rechtskracht te verlenen. Zodat het maar niet rust op mensenwoorden en dierenbloed. Maar dat het verbond bevestigd is in het offer van de Heere Jezus.
En dan moeten we het even precies zeggen. Want dat nieuwe verbond, waar de Heere Jezus hier over spreekt, dat is feitelijk niet echt een nieuw verbond. Het is in wezen hetzelfde verbond, wat God over alle tijden met zijn volk heeft gesloten. Het ene verbond, waarin God zegt dat Hij uw God wil zijn, en dat u zijn volk mag zijn. Maar het is nieuw, omdat Christus gekomen is. En Hij echt een nieuw fase laat aanbreken, in die omgang van God en zijn volk. Het verbond in zijn bloed. Hij geeft zijn lichaam en zijn bloed, als offer en betaling voor de zonden van Gods volk. Christus zelf maakt dit nieuwe verbond nieuw. Christus zelf maakt dit nieuwe verbond krachtig. Het is gegrond op het offer van Gods eigen Zoon. Hij betaalde volkomen voor al de zonden van Gods volk.
En eigenlijk bouwt dit onderwijs van de Heere Jezus bij deze instelling van het Avondmaal voort op het onderwijs wat Hij steeds had gegeven. Juist met het oog op deze vraag had Jezus Christus hen dag in dag uit onderwijs gegeven. En zijn onderwijs bekrachtigd en ondersteund met wonderen die Hij had gedaan. Dat ze stapje voor stapje leerden geloven, dat Jezus Christus inderdaad de Zoon van God is. Dat ze zagen: Hij is de vervulling van al Gods beloften. Niet alleen de vervulling van het Pascha. Maar de vervulling van heel het oude verbond. De beloofde Messias, die komen zou om het eeuwig goed te maken tussen God en zijn volk.
En de discipelen konden het na de dood van Jezus Christus ook bevestigd zien. Na die ingrijpende nacht van verraad, veroordeling en de kruisiging die daarop volgde liet God zelf zien, dat heel de tempeldienst vervuld was. Want als Jezus Christus sterft, dan beeft niet alleen de aarde en staan doden op. Maar ook het tempeldoek scheurt, van boven naar beneden. Daarmee liet God zelf zien aan zijn volk: de tempeldienst is voorbij. Het is vervuld. Het Paschalam is gekomen en heeft alles gedaan, wat moest gebeuren.
Sluit de tempel. Stop de offers. Want er hoeft geen bloed meer te vloeien. Jezus Christus gaf zijn bloed. En volgend jaar hoeven al die mensen niet meer naar de tempel, om hun Paschalam te laten slachten en ’s avonds te eten. Weg met het vlees van het Pascha. Want Jezus Christus gaf zijn vlees.
En het is daarom ook zo mooi, gemeente. Hoe Jezus Christus juist tijdens de viering van het Pascha het Avondmaal instelde. Want daarin wordt zo tastbaar en zichtbaar wat de verandering is. De Heere Jezus sluit aan bij het oude verbond, omdat het in wezen één verbond is. Maar Hij verandert het wel, omdat Hijzelf een nieuw fase inluidt. Het in Christus vervulde Pascha gaat nu over in het Avondmaal.
Want het nieuwe verbond is aangebroken. Het verbond dat vast en zeker is, omdat het gegrond is in Christus’ bloed. Een nieuwe verbond, met het Avondmaal en de tekenen van brood en wijn. En daar is niets geen hocus pocus aan. Geen magie, geen tovenarij. Nee, het is gewoon brood en wijn. Maar Jezus Christus wil u door dat gewone middel op bijzondere wijze sterken in het geloof. Zodat u niet blijft zien op die tekenen van brood en wijn, nee, de harten omhoog, waar Christus zit, aan de rechterhand van God.
Want Hij leeft en regeert. En Hij komt terug om ook met u en jou samen te eten. Zoals Hij dat ook tegen zijn discipelen zegt, even verderop in vers 29: Ik beschik u het koninkrijk, opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.
Hij deelt het rijke evangelie uit van genade en vrede. Hoorbaar, elke zondag, elke preek. Zichtbaar en tastbaar, elke keer als we het Avondmaal vieren. Dan zegt Hij tegen u en jou: neem, eet, gedenk en gelooft, dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus gegeven is. En dat het kostbaar bloed van onze Heere Jezus Christus vergoten is. Tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Amen.
Reacties zijn gesloten.