Ga naar de inhoud

Preek 2 Samuel 1:1-16

Liturgie
Psalm 45:1
Psalm 101:1,3,5,6 (na wet)
Psalm 132:5,6,10 (na Schriftlezing)
Gezang 24:1,3 (na preek)
Psalm 101:1,6 (na geloofsbelijdenis)
Psalm 2:4

Schriftlezing 1 Sam. 31
Tekst 2 Sam. 1:1-16

Preek 2 Samuel 1:1-16

Geliefde gemeente van Jezus Christus, onze Heere,

Stel je nou even voor dat jij koning David bent. En er komt iemand naar jou toe, die zegt: “Saul is omgekomen in de oorlog, is gesneuveld, gestorven”.  

Saul.

Dat is dus die man die op de troon zit, in jouw plaats, waar jij eigenlijk mag zitten.

Saul die David jaren, jarenlang heeft achtervolgd.

David was zijn leven niet zeker.

En dan komt daar na een lange reis een boodschapper en die zegt: “Saul die u na het leven stond, Saul is dood, hij is gestorven in de strijd”.

Hoe zou je reageren? Hoe zou je daarop reageren?

Dat is toch fantastisch! Saul is gestorven. Er is geen beter nieuws te bedenken dan dat de aartsvijand van David is omgekomen in de strijd.

Eindelijk van al die angst en strijd verlost, en bovendien nu kan ik koning worden, geweldig!

Maar, David lezen we hier in 2 Samuël 1 reageert heel anders.

David en allen die bij hem zijn, die zijn op dat moment dat ze dat horen, dat Saul gestorven is, in diepe rouw gedompeld.

Waarom reageert David niet enthousiast op dit bericht?

Waarom is hij niet blij?

De oorzaak daarvan is, dat David niet kijkt met menselijke ogen, en menselijke verlangens.

Hij kijkt anders door de Geest van God. Door de kracht en de genade van de later

volmaakte Koning Jezus Christus, mag nu al in David zichtbaar worden. De gezalfde koning David, die iets mag laten zien van de goede Koning Jezus Christus.

En daarmee leert David ons hoe ook wij mogen handelen en reageren in het Koninkrijk van God.

Dat is ook het thema van de preek:

David leert ons te leven in Gods Koninkrijk

We zien drie dingen,

1)De straf op de zonde

2)Het verdriet om de zonde

3)De angst voor de zonde

1) Eerst het eerste vers van het Bijbelboek 2 Samuël 1. Daar wordt heel veel in gezegd. Het is goed om daar kort bij stil te staan, om zo de lijn van dit hoofdstuk goed te begrijpen.

Er staat, ‘na de dood van Saul’, eerste vers.

‘Na de dood van Saul’.

En in zekere zin zou je dat het thema kunnen noemen van heel 2 Samuël, alles wat daarna is gebeurd, na de dood van die man, waar het volk Israël alles van verwachte. “Wij willen een koning”, zeiden ze immers, “wij willen een koning net als al die andere volken.”

En God zei: “nou, hier hebt u een koning die u wilt”.

En God wees Saul aan, de eerste door God gezalfde koning.

Maar het ging helemaal mis.

Saul werd uiteindelijk ontrouw en ongehoorzaam, hij moest wachten op Samuël om een offer te brengen, hij wachtte niet, hij bracht zelf dat offer.

Hij moest in de strijd tegen de Amalekieten ook de koning doden, maar dat deed hij niet.

En uiteindelijk zegt God, “ik verwerp je, ik neem het koninkrijk, het koningshuis van jou en je kinderen af, en ik geef het aan een ander.

In 1 Samuël 13 en in 1 Samuël 15 kunt u dat lezen.

En hier in 1 Samuël 31 zie je de uitkomst van het verdrietige verhaal.

Dat wordt in ons eerste tekstvers samengevat, Saul sterft.

In de strijd tegen de Filistijnen verliezen ze, Saul, Jonathan, maar ook al de

drie zonen van Saul sterven.

Het leven van de man van wie het volk zo veel verwachtte, is ten einde.

En nu?

Wat nu?

Dan zie je in datzelfde eerste vers, God gaat verder!

Waar wij mensen zelf ons spoor uitzetten, en onze hoop oprichten: “geef ons Saul”, die weg loopt dood.

Maar God is ondertussen al op een ander spoor verder gegaan.

Saul is gestorven, maar daar is ook David, de man niet door het volk verwacht.

Zelfs Samuël zag hem over het hoofd, maar een man naar Gods hart.

En terwijl Sauls levensgeschiedenis dan bergafwaarts gaat, in een verdrietig einde zonder de zegen van God, gaat Davids leven juist, om het zo maar even te zeggen, bergopwaarts.

Met de zegen van God.

Saul verliest tegen de Filistijnen en sterft.

David die wint de strijd tegen de Amalekieten, tegen de Amalekieten, juist dát volk

staat in vers 1 met nadruk.

Juist in de strijd tegen het volk waarbij Saul ongehoorzaam werd, hij doodde de koning van Amalek niet, daar was David trouw en gehoorzaam en versloeg hij het.

Ziet u, in vers 1 wordt de toon gezet.

David de koning naar Gods hart.

Nu hebben we de situatie goed voor ogen.

Dan gebeurt er nu het volgende: David is in Ziklag, in het zuiden van Israël, en hij weet nog niet dat Saul gesneuveld is en gestorven in de strijd in het noorden van het land, en dan komt er een bode.

Drie dagreizen vanuit Gilboa helemaal naar Ziklag, komt bij David.

Hij buigt zich neer en hij vertelt wat er gebeurd is.

Hij blijkt een Amalekiet te zijn. De eerste die voor de nieuwe koning David buigt.

Aarde op zijn hoofd, zijn kleren gescheurd, die boodschapper die is in rouw, dat kan je zo zien.

Hij vertelt het.

Het blijkt ook een typische Amalekiet te zijn, want hij gaat niet op de wegen van God. Hij gaat niet op de wegen van Jahwe, de God van Israël.

Hij is niet betrouwbaar in zijn spreken, het is een grote leugenaar, een bedrieger.

Want die bode vertelt zijn verhaal: hij komt uit Israëls kamp, is uit de strijd gevlucht, velen zijn gevallen, en ook Saul en Jonathan leven niet meer.

Dan vraagt David, “hoe weet u dat?”

Dan komt zijn leugen. Hij zegt, “ik was toevallig op Gilboa, en ik zag dat Sauls leven in gevaar was, en op verzoek van hemzelf, heb ik hem gedood.

De dood was voor hem beter dan het leven.

Hier is het bewijs, de kroon en de armband van Saul, het kan niet anders, dit is de waarheid”.

Uit wat we gelezen hebben in 1 Samuël 31 blijkt: deze boodschapper is een leugenaar. Een groot gedeelte van wat hij vertelt klopt wel, maar het belangrijkste

gedeelte blijkt verzonnen.

Want die bode heeft Saul helemaal niet gedood.

Saul heeft zichzelf gedood.

Waarom zou deze boodschapper dat doen?

Waarom zou deze boodschapper liegen?

Wat hem dreef voor zijn leugen, is puur eigenbelang.

Uit voorzorg kwam hij wel verdrietig over, aarde op zijn hoofd, kleren gescheurd, het past niet om heel blij te zijn, maar diep in zijn hart is hij vreselijk blij. Want hij heeft toch een fantastische boodschap!

Saul leeft niet meer, de aartsvijand van David.

De weg naar de troon is voor David vrij!

En bovendien, hij heeft fantastische voorwerpen, de kroon, de armband. David kan zich meteen ter plekke kronen.

Met deze boodschap, en dit voorwerp, nou dan moet je als boodschapper toch wel rijk beloond worden.

David zegt verderop in 2 Samuël 4:10, ‘de man die mij zei dat Saul dood was, was blij om die boodschap te brengen. En wilde bodeloon’.

Deze bode liegt dus om winst te maken.

Hij dacht, misdaad loont.

Hij dacht, ‘David vindt het vast heerlijk om de macht naar zich toe te trekken, en ik word beloond voor deze boodschap’.

Hij dacht dus puur menselijk, zondig.

Hij dacht, zoals wij mensen soms óók zomaar kunnen denken.

Immers, is het niet zo broeders en zusters dat wij soms ook zomaar kunnen liegen.

Het gebeurt soms voor dat je er erg in hebt.

Net niet helemaal alles vertellen. Of het verhaal iets mooier maken dan het eigenlijk is.

Of toch iets te doen, of te zien, of te zeggen wat niet goed is, wat een zonde is in Gods ogen, maar toch doe je het.

En waarom?

Waarom doen we dat?

Waarom zouden we liegen, waarom zouden we zondigen?

Is dat niet broeders en zusters, omdat wij ook heel vaak denken, ‘misdaad loont’.

‘Met liegen maak ik winst, want ik kom zelf net een beetje beter uit de bus’.

Waarom zou je, -om een voorbeeld te noemen-, belasting ontduiken? Nou om daar zelf meer geld mee te verdienen.

Waarom zou je roddelen? Om jezelf beter te voelen.

Waarom zou je een ander schoppen of slaan? Om wraak te nemen, om een ander terug te pakken.

Het is toch vaak, dat je door zonde, toch iets even beter voelt, of een eigen beter beeld krijgt van jezelf, of winst maakt.

Krijg je meer eer, of meer plezier, of meer erkenning, of meer geld, of meer genot,

Noem maar op.

Dan zeggen wij toch eigenlijk ook, ‘misdaad loont’, net als deze boodschapper.

Maar deze boodschapper, die maakt één grote, grote fout.

Waar hield deze boodschapper geen rekening mee?

Hij hield geen rekening met het Koninkrijk van God.

Hij hield geen rekening met God, de Koning van hemel en aarde.

Hij denkt, ‘deze David die denkt precies als ik’, maar dat is niet zo.

David denkt niet als deze Amalekiet, deze heiden.

David verlangt niet naar macht en eer en aanzien.

David denkt en doet niet zoals wij zondige mensen soms doen.

Hij is gevormd door de Geest van God

David, weet het, Saul is de gezalfde van de Heere, die mag je niet doden. En daarom zijn David en zijn mannen in diepe rouw gedompeld.

En zegt hij zelfs dat scherpe oordeel: “dood deze Amalekiet, deze boodschapper”.

Misschien voelde David wel aan dat het verhaal niet helemaal klopte.

Als je er over nadenkt, hoe zou Saul bijvoorbeeld ooit hebben kunnen toestaan dat een Amalekiet hem doodde…

Maar David vraagt niet verder. Hij zegt het ook in vers 16, “je eigen woorden veroordelen je”. David straft deze moordenaar, die in werkelijkheid eigenlijk een leugenaar is tegen de heilige God.

En dan zie je ook een leugen in Gods Koninkrijk.

Als je staat voor de gezalfde koning David, dan steekt dat zo nauw.

Want God die toetst niet alleen ons gedrag, in onze daden. Maar Hij toetst ook ons hart, en Hij kent ook ons innerlijk.

Ananias en Saffira die hebben dat ook ervaren door een eigen leugen.

Dat kan niet bestaan in het Koninkrijk van God.

Misdaad loont niet, maar wordt rechtvaardig bestraft.

Duizend jaar later, dan komen de mensen opnieuw voor de Gezalfde Koning.

Niet de gezalfde koning David, maar Dé Gezalfde. Jezus de Christus.

De volmaakte Koning.

En ook bij deze Gezalfde Jezus klinkt daar leugen en onoprechtheid, en bedrog. En proberen ze Hem met leugen te veroordelen en te doden.

Het lukt niet.

Maar uiteindelijk krijgen zijn Hem toch wel veroordeeld en gekruisigd.

Op extreme wijze gaan zij in tegen de wetten van Gods Koninkrijk en doodden zij de Zoon van God.

En ook dan, alle hoop lijkt vervlogen, net als bij de dood van de Gezalfde koning Saul.

Is het niet de Emmaüsgangers die zeggen, “wij hoopten dat Hij het was die Israël zal verlossen”.  

Maar drie dagen later, blijkt dat deze hoop niet ijdel was.

Jezus is niet als Saul, Hij stelt niet teleur door zonde en ongehoorzaamheid.

Jezus is nog veel meer dan David.

Hij overwint niet alleen de Amalekieten, en Hij oordeelt niet alleen de leugen en de onoprechtheid, nee Hij overwint de duivel en heel zijn rijk van duisternis een leugen en bedrog.

Als wij dan deze Koning zoeken, broeders en zusters, dan komt uit deze tekst voor ons die oproep: zoek deze Koning met een oprecht hart.

Zoek deze Koning zonder leugen en onoprechtheid en dubbelhartigheid in je leven, want dat kan niet bestaan voor Zijn aangezicht.

Buig voor deze Koning Jezus Christus. En erken Hem. Luister naar Zijn geboden. En zet een streep door je eigen zondige verlangens, en je eigen verkeerde belangen. Want misdaad en zonde loont niet!

Hij zegt tegen ons: “verloochen jezelf en volg Mij, terwijl je je kruis op je neemt. Zodat je met je hart en je ziel en je verlangens Mij zoekt.

En dat je met je kijken, in je spreken, en je swipen, en heel je leven de Heere Jezus dient.

Dat is het eerste gedeelte van de preek.

De straf op de zonde, dat leert David om te leven in Gods Koninkrijk.

2)In het tweede gedeelte zien we het verdriet om de zonde.

David die reageert totaal anders dan deze boodschapper had verwacht. Er is geen blijdschap om de dood van Saul, maar ze reageren juist heel verdrietig,

in diepe rouw gedompeld.

Ik zei al, dat komt omdat deze bode geen rekening houdt met het Koninkrijk van

God.

David is niet blij met de dood van Saul, omdat God niet blij is met de dood van Saul, om het zo maar even te zeggen.

God is niet blij met de dood van de zondaar.

David is niet blij met de zonde, omdat God niet blij is met de zonde.

En David die toont hier Gods hart, als theocratisch koning, in Israël, een koning

die ook die taak heeft om iets van God te laten zien.

Die bode die kijkt met mensen ogen naar macht en eer, maar David wordt geregeerd door de Geest van God en kijkt zo.

De bode ziet Saul als gevaarlijke rivaal die zo snel mogelijk moet sterven.

Maar David ziet in Saul de gezalfde koning.

In deze houding van David, zien we toch zoveel genadewerk van God.

Want moet u indenken, wat was het moeilijk voor David.

Saul had David bijna vermoord! Weten jullie nog, jongens en meisjes?

Saul gooide zo die speer naar David toen hij op zijn muziek instrument Saul probeerde kalm te maken.  Een regelrechte aanslag op Davids leven.

Jarenlang werd David achtervolgd door Saul, hij was zijn leven niet zeker.

Jarenlang was de troon bezet door Saul, zodat David geen koning kon worden.

En denk aan die kostbare vriendschap tussen David en Jonathan, die liefdevolle

vriendschap, wat David zo bemoedigde.

Saul blokkeerde dat, maakte het onmogelijk.

Nou, als iemand recht had om woedend te zijn op Saul…

Als iemand het recht had om wraak te nemen op Saul…

Als iemand blij zou zijn met de dood van Saul, dan was dat David!

En toch handelt en reageert David zo anders.

Zelfs nu, na de dood van Saul is David niet blij met zijn dood.

Zelfs nu zegt David niet, “de koning is dood, leve de nieuwe koning, laten we

feest vieren en doorgaan!”

Nee, David weet, Saul is een gezalfde van God, door God aangewezen en aangesteld, daar blijf je af, daar blijf je af!

David eert Saul, omdat David God eert.

En David heeft verdriet over al de zonden en de gebrokenheid omdat God

verdriet heeft overal die zonde en gebrokenheid.

Oprecht verdriet. Rouw om Saul, om Jonathan, om het volk van de

Heere, het huis van Israël, om de smaad die op God valt, vanwege het volk. Dat zie je ook gebeuren, hoofdstuk 31. Dat ze naar de Astarte gaan en hun afgoden prijzen omdat, zo dachten ze, de God van Israël te slap was om zijn volk te redden.

Alleen maar reden voor verdriet.

Ziet uw broeders en zusters, hoe bijzonder de Geest van Christus Davids leven regeert. Hoe de Heilige Geest die het hart en het handelen van David echt heeft overgenomen.

En hoe de Geest dat ook doet in het leven van al Godskinderen.

En hoe de Heere dat ook doet hopelijk in het leven van u, en jou. Dat je dat bij jezelf ook opmerkt. Dat er aan de ene kant wel die menselijke eerste reactie is, maar dat je vervolgens ook merkt die tegenkracht van de Geest van God.

Hoe is dat broeders en zusters, bij u, bij jou?

Als we kijken naar dit verdriet, deze rouw om de dood van Saul, dat verdriet, echt oprecht verdriet. Herkent u dat in uw leven?

Bijvoorbeeld over de situatie van zoveel christenen in Nederland, waar zoveel dwalingen zijn, en zo veel verdeeldheid is, en zoveel ontrouw wordt gevonden.

Geeft dat verdriet broeders en zusters? Gaat dat ons aan het hart, omwille van het Koninkrijk van God, omwille van de naam van de Heere?

Verdriet omdat de duivel het lukt om kerken mee te slepen met de leugen.

Verdriet omdat christenen tegenover elkaar komen te staan, of stonden, door

ruzie of persoonlijke onmin.

Verdriet omdat de kracht van Gods Woord in Nederland steeds zwakker lijkt te worden, niet omdat het Woord van God zwakker is, maar omdat de kerk steeds

kleiner wordt.

Wat doet dat met ons?

Of een andere lijn die we kunnen trekken, wat dichter bij onszelf misschien.

Als je denkt, ‘de ander heeft mij kwaad aangedaan, binnen de gemeente, binnen je huwelijk, binnen je familie, binnen liefdesrelaties of andere vriendschapsbanden, noem maar op.

Net als Saul David kwaad heeft aangedaan.

Hoe gaan wij dan om met elkaar?

Staan we dan op ons recht, en gunnen we de ander dan geen licht in de ogen?

Willen we dan de ander de pijn laten voelen die je zelf hebt gevoeld? Om wraak te nemen?

Of is daar gelovig verdriet, vanwege zonde en gebrokenheid. Zie je de ander met ogen, die geregeerd worden door de Heilige Geest?

Dat je je broeder en je zuster liefhebt, omdat je weet, hij en zij is een gezalfde van de Heere. Een christen, dat betekent het toch!?

Christen, gezalfd door de Heilige Geest.

Leeft er bij ons dat verlangen, zoals dat avondmaalsformulier zegt, ‘ik wil de ander liefhebben, niet alleen met woorden maar ook met onze daden’.

Als we dan eerlijk zijn, leven daar echt niet alleen maar altijd fraaie gedachten over broeders en zusters.

Wat kunnen wij zwak zijn op dit gebied.

En struikelen, en zondigen, juist ook in de onderlinge omgang.

Maar hier in de geschiedenis van David in 2 Samuël 1 mogen we zien hoe de Geest van God David regeert.

En dan leert God ons via David hoe ook wij mogen reageren in ons gedrag.

En hoe ons hart mag zijn tegenover een broeder en een zuster, namelijk dat ons hart moet zijn als dat hart van God. Vol liefde, voor ieder kind van de Heere.

Liefde in het bijzonder voor hen van wie je gelooft en belijdt en ziet, die eet van hetzelfde brood, en die drinkt uit dezelfde beker, en die leeft uit hetzelfde offer van Jezus Christus, aan het kruishout op Golgotha.

Als wat als het niet lukt om je zo te gedragen tegenover de ander?

Als het niet lukt om je hart met liefde te vullen voor de ander?

Omdat je merkt ‘ik heb toch boze gedachten en gevoelens’.

Omdat je beschadigd bent, binnen je familie, of in je huwelijk, of in de gemeente, of noem maar op.

Hoe ga je daar dan mee om?

Mag ik u dan vragen: heeft u dan verdriet erover dat het niet lukt?

Leeft er dan het verlangen om van die boosheid af te komen?

Of vinden we het eigenlijk wel prima. Omdat het verdriet en de boosheid die er leeft toch stiekem eigenlijk ook wel rechtvaardig is en goed.

Hoe oprecht zijn we op dit punt? We staan voor het aangezicht van God, de Koning van hemel en aarde, de Here Jezus, de Gezalfde.

Op een goede manier verdriet hebben over de zonde.

Wat kan dat een worsteling zijn!

En hoe nodig is het om steeds weer onszelf te beproeven.

Arglistig is ons hart.

Maar juist hier kan de Geest van God wonderen doen!

Soms snel en krachtig, dat mensen veranderen.

Soms via kleine stapjes en wegen en gesprekken.

Maar Hij kan het, en Hij wil het.

Hij kan wonden helen, en de genade van Jezus uitdelen. Heel concreet ook in de relaties tussen mensen.

En zelfs als dat herstel in de relatie niet lukt, dan kan het in onze houding tegenover de ander. Kijk maar naar David, die zelfs na de dood van Saul, in liefde spreekt over Saul, en vooral over God.


3)Tot slot het derde en laatste gedeelte van de preek.

We hebben gezien straf op de zonde, verdriet om de zonde, en we zien als laatste kort nog de angst om de zonde, angst om te zondigen.

Na die rouw zegt David iets heel leerzaams tegen die boodschapper.

Hij vraagt aan die Amalekiet, “was u niet bang, was u niet bevreesd om de gezalfde van de Here te doden”, zegt hij, vers 14.

“Was u niet bang om te zondigen.”

David was wél bang.

Bang om de handen te slaan aan de gezalfde van God.

David wilde Saul niet doden.

Tot twee keer toe zei hij: nee, dat mag ik niet doen.

“God heeft Saul aangesteld, en God zelf zal het zo leiden dat zijn leven ten einde komt. Door ziekte, door oorlog, of hoe dan ook. Maar het is niet in mijn hand. Het leven van gezalfde is in de handen van God”.

David was bang om te zondigen.

Maar die boodschapper was niet bang.

In ieder geval niet in het verhaal wat hij vertelde.

Die goede angst om te zondigen, komt voort – om het met een Bijbels woord te zeggen -, uit de vreze des Heeren. Uit het liefdevolle ontzag voor God, dat je vreselijk veel van de Heere houdt, en daarom niet het minste of geringste tegen de wil van God wil doen.

Het verlangen om de Koning van hemel en aarde te eren.

Het verlangen om Jezus Christus te dienen, omdat je Zijn liefde en Zijn genade, en

Zijn vergeving kent, en ontvangt.

Leven voor de koning in Gods koninkrijk, en daarom bang bent om zijn wetten te overtreden.

Als je zo gelovig bang bent voor de zonde, dan hou je je oog op Jezus Christus.

De Leider en voleinder van het geloof, zoals Hebreeën dat zegt, ‘dan leg je alle last en alle zonden af, die ons zo gemakkelijk verstrikt, ook in ons gevoel, en ook in onze gedachten.

Maar dan leg je dat af, om met volharding de wedloop van het geloof te lopen die voor je ligt.

Zo broeders en zusters, leert David ons te leven in Gods Koninkrijk.

Hij laat zien, dat is een heerlijk leven.

De zonde voel je nog wel en is zelfs overal aanwezig.

Maar ten diepste ben je bevrijd van de macht van de zonde.

Omdat je weet en gelooft, zonde loont niet, maar wordt gestraft. Nu en in de

eeuwigheid.

Omdat je weet en ziet, zonde geeft geen vreugde, maar juist diep verdriet, want

God wordt daarmee geschaad.

Omdat je weet en gelooft, zonde is geen heerlijke weg, maar geeft mij angst.

Want ik wil Gods toorn niet opwekken.

Als je zo gelovig leeft in Gods Koninkrijk, dan leef je broeders en zusters, onder de regering van Koning Jezus Christus.

Dan leef je een heerlijk bevrijd leven tot eer van God.

AMEN

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.