Ga naar de inhoud

Preek Filippenzen 4:6-7

Dankdag in coronatijd.

Liturgie
Psalm 34:2,3
Psalm 62:1,4
Psalm 147:3,4
Gezang 35:1,2
Gezang 40:1,2

Schriftlezing Filippenzen 4:1-9
Tekst Filippenzen 4:6-7

Preek Filippenzen 4:6-7
Door ds. C. Koster

Geliefden in de Heere,

Kunnen wij vandaag wel dankdag vieren? Is het niet veel meer tijd voor biddag? Biddag, om de Heere onze zorgen voor te leggen en te bidden om uitkomst?

Er is immers enorm veel veranderd in de afgelopen tijd. En de angst kan je zomaar om het hart slaan: wat zal er nog meer gaan veranderen in de komende tijd? Hoe ontwikkelen de corona-cijfers zich? Kunnen onze ziekenhuizen de zorg geven die nodig is? En die coronapas, zal dat weer verdwijnen uit ons midden?

En hoe zal in heel deze ontwikkeling de houding van de maatschappij tegen minderheden zijn? Minderheden, die zich niet willen laten vaccineren. Of minderheden, die graag willen blijven samenkomen in erediensten om de Heere te ontmoeten.

Misschien herkent u iets van deze vragen. Hoe gaat u met deze vragen om? Hoe gaat u met de spanning en de onzekerheid om? Wat overheerste er in uw gedachten, in uw hart? Is dat vooral de onrust, de spanning, de onzekerheid, hoe de ontwikkelingen verder gaan in onze maatschappij? Of was daar in uw hoofd, in uw hart het vertrouwen op God. En het zoeken van God in het gebed. En het danken van God om wie Hij is en alles wat Hij geeft?

Broeders en zusters, in ons tekstvers zegt Paulus tegen ons vanavond: de Heere is nabij! De Heere is nabij, zegt hij. Vers 5. En juist daarom geeft hij in vers 6 ons twee opdrachten: wees niet bezorgd, maar maak al uw verlangens bij God bekend met dankzegging. En Hij geeft een belofte, vers 7: de Heere zal uw hart en uw gedachten bewaken.

Leven, in de nabijheid van God,
dat is een
1) onbezorgd leven
2) biddend leven
3) bewaakt leven

Ons tekstvers begint met de eerste opdracht. Paulus zegt daar: ‘wees in geen ding bezorgd. Wees in geen ding bezorgd’. Wat bedoelt Paulus daar precies mee? Als je je zorgen maakt, ja, dat is niet iets waar je bewust voor kiest. Ik ga me nu zorgen maken over dit of dat. Dat overkomt je, dat gebeurt. Je kan toch niet stoppen met zorgen maken? Wie is er tegenwoordig niet bezorgd, hoe het verder gaat, ook in de maatschappij met het coronavirus. Zorgen maken is toch logisch?

Broeders en zusters, verbiedt de apostel Paulus ons om zorgen te maken? De apostel Paulus zegt hier niet, dat zorgen maken helemaal verboden is. Als je je zorgen maakt over zaken in de kerk, of in je werk, of je eigen gezondheid, of over je geliefde(n). Nou dan is dat natuurlijk een goede zaak, het gaat je aan het hart, het raakt je, je bent ermee bezig.

Paulus zegt niet: ‘don’t worry, be happy. Maak je geen zorgen, wees vrolijk. Pluk de dag’. Nee. De kern van wat Paulus bedoeld is, wees niet bang, heb geen angst in je hart. Laat je niet gevangen nemen door die zorgen die je hebt. Laat je niet op slot zetten door angst die je om het hart slaat. Wees niet benauwd. Verlam niet van schrik.

Waarom dan niet? Waarom moet je dat niet doen? ‘Als je dat doet, als die angst alles beheerst in je hoofd en in je hart, dan doe je net alsof God niet zorgt. Dan doe je net alsof God niet nabij is. Dan laat je eigenlijk zien dat je de Heere niet vertrouwt’. ‘Wees niet bang, de Heere is nabij, en Hij is degene die zorgt’. 

Kijkt u broeders en zusters maar naar Paulus eigen leven. Paulus heeft hier niet makkelijk praten. Paulus zit zelf gevangen op het moment dat hij deze bewuste brief schrijft, vanwege het Evangelie. Hij zit gevangen, en hij weet niet hoe zijn toekomst zal zijn, of hij mag blijven leven. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor de gemeenten die hij dient, die hij brieven schrijft. Hij zal ook zorgen hebben.

Hij heeft niet makkelijk praten. Hij moest ook zelf leren, dat wat de Heere Jezus ook zei in de Bergrede, ‘wees in geen ding bezorgd’, Mattheüs 6. Tot drie keer toe staat het er. Leest u het maar na. ‘Wees in geen ding bezorgd, wees in geen ding bezorgd, wees in geen ding bezorgd’. ‘Kijk maar naar de vogels, kijk maar naar de bloemen in het veld, uw Vader in de hemel zorgt daar voor’.

Als de Heere al voor de bloemen in het veld zorgt, en de vogels, dan zorgt de Heere toch zéker voor u! Dan zorgt de Heere toch zéker ook voor Paulus. Dan zorgt Heere toch zeker ook voor de gemeenten die Paulus dient. Dan zorgt de Heere toch ook, broeders en zusters, voor u, en voor jou, en voor mij.

‘Wees niet bezorgd, vertrouw op de Heere’, dat is wat Paulus hier zegt. ‘Wees niet angstig, laat je niet klem zetten, want de Heere zorgt’. Paulus die geeft het onderwijs broeders en zusters, vanuit die diepe troost, God heeft Zijn eigen Zoon gegeven. Zo groot is die liefde van God. Zo diep en zo ver gaat Zijn zorg. Hij heeft Zijn eigen Zoon gegeven. ‘Zal Hij ons dan met Hem ook niet álle dingen schenken?’

Ziet u, die troost, God zorgt. Dat zegt Paulus vanuit de kern van het Evangelie. Hij gaf Zijn Zoon, Hij geeft álles! Hij is nabij! Maak je niet bezorgd.

Broeders en zusters, we hebben heel duidelijk gezien wat Paulus z’n eerste opdracht is. Hij zegt: ‘je mag niet bezorgd zijn, wees niet bezorgd’. Paulus laat het daar niet bij, hij geeft niet alleen een verbod, van iets wat we niet mogen doen. Paulus laat ook zien wat we wél moeten doen, een gebod. Dat is de tweede opdracht: maak je verlangens bekend bij God.

2) Dat is het tweede gedeelte van de preek. Hij zegt in vers 6: ‘maar laat uw verlangens in álles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God’. Maak alles bekend bij God! Bid. Roep Hem aan!

Paulus vindt dat zo belangrijk broeders en zusters, dat hij vier woorden gebruikt om die opdracht te onderstrepen. Vier keer: bekend laten worden, bidden, smeken, dankzegging, in álles. Al uw zorgen, al uw noden, al uw verdriet, al uw angsten, alles.

Eén ding moet u doen: bidt. Bidt. Bidt. Bidt. Vier keer. Waarom vier keer? Omdat je met je gebed laat zien, ‘Heere, ik geloof dat U dichtbij bent, ik grijp U ook aan. Ik grijp bij U mijn houvast en mijn zekerheid’. Juist die diepe verlangens en zorgen die er kunnen leven in je hart. Die maak ik U bekend, omdat U dichtbij bént!

De Heere is niet ver weg, niet onbereikbaar. Hij is juist betrokken, Hij is zeer dichtbij, en Hij is zeer bereikbaar. En als je bidt tot de Heere, en je noden, je angsten, je verlangens Hem bekend maakt, dan laat je dat ook aan de Heere zien. Dan toon je dat ook. ‘Ik weet dat U nabij bent Heere, ik vertrouw op U.

‘Als u zo al je verlangens bij de Heere bekend maken, zegt Paulus, vergeet daarbij dan niet te danken’. Dat zegt hij apart nog als vierde woord erbij. ‘Maak uw verlangens bekend door middel van bidden en smeken, mét dankzegging!

Dat moet daar steeds doorheen zitten, de dankzegging. Die wordt hier extra genoemd. Dat je alles mag bidden van de Heere, dat wil de Heere juist graag.

Maar als je dan bidt, laat je gebed dan volgeladen zijn, óók met die dankzegging, vervuld van de vreugde, omdat je God mag kennen. Vervuld in het besef dat de Heere steeds daar is, en steeds zorgt.

Beladen met dankzegging. Vergeet niet te danken. Doe je ogen niet dicht voor de zegeningen die de Heere geeft. De Heere wil dat we al onze verlangens bij de Heere brengen. Dat is de opdracht, bidt. Maar als u bidt, dank dan ook! Laat uw gebed volgeladen zijn met een dankbaar hart.

Paulus heeft dat zelf ook gedaan in zijn eigen leven. Dat hij dankt in álles. Denkt u maar aan die geschiedenis van Handelingen 27, dat Paulus op het schip zit. En dat die schip in grote nood is, omdat ze in een storm terecht zijn gekomen. Ze moeten dan de lading van het schip overboord gooien. Het gereedschap van het schip gaat overboord. De reddingsboten van het schip gaan ook los. Alles doen ze eraan om maar veilig aan land te komen.

Ze zijn bang. De storm gaat maar door. Ze vrezen voor hun leven. En op een gegeven moment zegt Paulus, ‘mannen we moeten wat eten, zo houden we het niet vol, we hebben al veertien dagen niets gegeten’.  En wat doet Paulus dan voordat hij het brood uitdeelt? Paulus gaat voor in gebed! Paulus bidt. Hij dankt de Heere voor het brood. Waar al die mensen aanwezig zijn, 275 mensen. Hij dankt de Heere voor het brood. Dat is precies de opdracht die Paulus hier ook geeft in Filippenzen 4. Maak al uw verlangens aan God bekend, met dankzegging.

Mag ik u vragen, gemeente. Hoe staat het met uw en jouw gebedsleven? Bidt u de Heere steeds weer? Legt u uw verlangens steeds weer bij de Heere voor? En dankt u God daar ook steeds bij?

Er zijn best veel oorzaken die ons kunnen weerhouden om de Heere te bidden en te danken. Eén reden kan bijvoorbeeld zijn, dat je denkt: de Heere weet toch alles? Waarom moet ik het nog bekend maken bij God, zoals Paulus hier zegt in Filippenzen 4: 6? Waarom zou ik dat doen? De Heere kent mij toch? En Hij weet al wat de dag van morgen zal brengen, en overmorgen. Alles is in Zijn hand. Waarom moet ik Hem dat delen? Hij ziet mij al aankomen…

Laten we daar even bij stilstaan, gemeente. Want het is inderdaad zo dat de Heere alles weet, en dat de Heere ons heel goed kent. En dat de Heere ook weet wat er morgen zal komen. Waarom moet je dan nog bidden? Nu, de Heere vraagt niet voor niets van u en jou en mij om te bidden. Wat is zijn doel? Dat wij niet blijven rondlopen met onze zorgen. Hij wil dat we die zorgen van ons afwerpen, dat we onze zorgen op God werpen. Dat is die vertrouwelijke omgang die een kind van God met zijn hemelse Vader mag hebben in het genadeverbond. Dat je je zorgen, je hart met God deelt.

Vertrouwelijke omgang in het verbond met de Heere. Hij geeft Zijn belofte, Hij geeft Zijn liefde. En wij geven ook Hem onze liefde en ons vertrouwen. En dus óók onze noden, en zorgen, ons verdriet, onze angsten.

Hoe is dat in uw, en jouw en mijn leven, gemeente? Als u zorgen heeft over de gezondheid van een geliefde. Als u zorgen maakt over de ontwikkelingen in onze maatschappij. Als u zorgen maakt over de voortgang van de kerk. Heeft u dan ook die zorgen bij de Heere gebracht? Heeft u de Heere ook in deze dingen gezocht? En heeft u de Heere ook gedankt voor alles wat Hij gaf en geeft? Het vele goede waarmee Hij ons dag en dag overlaat.

Vertrouwde u echt op God, zoals Paulus ons hier dat onderwijst. Waarvan was uw hart vol? Wat voerde de boventoon? Laten we onszelf daarop beproeven. En laat dit onderwijs dan ook een aansporing mogen zijn, om de Heere te zoeken, te bidden, te danken.

We hebben nu de twee opdrachten gezien die God ons geeft. Wees niet bezorgd, maak je verlangens bij de Heere bekend. Bij deze twee opdrachten geeft de Heere ons ook een rijke belofte.

3) Dat is vers 7, het derde gedeelte van de preek.

In vers 7 zegt de apostel Paulus, ‘en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten, en uw gedachten bewaken, in Christus Jezus’. Dat is een heerlijke belofte broeders en zusters, Gods vrede wil u bewaken in Christus Jezus.

Laten we eerst stilstaan bij dat bewaken in Christus, wat is dat? U moet weten, in Filippi woonden veel Romeinse soldaten. Die Romeinse soldaten, sterke dappere mannen, met een stevige wapenuitrusting, die liepen daar door de straten. De Filippenzen waren daar heel vertrouwd mee met dat beeld, Romeinse soldaten die daar in een dorp liepen. En als zo’n soldaat je bewaakt, dan ben je veilig. Een sterke man, met wapenuitrusting. Geen vijand kan binnenkomen!

Zo bewaakt de Heere je bij Christus. Dat je bij Christus schuilt als in een burcht, dat je bij Hem veilig bent. Je weet, ik ben Zijn eigendom, Hij kent mij, Hij zorgt voor mij. En dat de Heere dan je bewaakt. Dat niets of niemand in die burcht kan komen.  Jij bent bij Christus, daar kan je schuilen. En Gods vrede soldaten staan daar bij de poort, geen vijand komt binnen. Je wordt bewaakt door de Heere.

En hóe word je dan precies bewaakt? Nou door Gods vrede, zegt Paulus. Gods vrede, dat zijn die soldaten, die daar bij de poort staan. Gods vrede.

En dat is het grote wonder, dat de Heere Zelf vrede heeft bewerkt. Dat de Heere Zelf door Zijn Zoon die vrede heeft verdiend, tussen God en mens. Dat je weet, de zonde en mijn schulden, staan niet in de weg, tussen God en mij. Ik mag Zijn kind zijn, en Hij wil mijn Vader zijn. Het is goed, de zonden zijn mij vergeven. Jezus Christus heeft Zelf Zijn leven gegeven om voor mijn zonden te betalen.

En die vrede met God wil dan doorwerken in uw eigen leven. Dat er niet alleen de vrede is tussen God en u. Maar dat je ook vrede mag ervaren in je eigen hart. En die vrede uitwerkt in rust, vertrouwen en overgave.

Broeders en zusters, misschien denkt u nu, ‘ja, ik mag vrede hebben met God, ik ben bewaakt dicht bij Jezus Christus, maar ik ben nog niet van mijn angst af. Als ik weet God bewaakt mij bij Zijn vrede, waar wat heb ik daar dan aan? Ik breng mijn noden bij God, maar daarmee zijn mijn gebeden nog niet verhoord, en vervult.

Daarmee heb ik nog geen relatie, geen gezondheid, geen verlichting van pijn klachten, geen zekerheid of mijn zoon of dochter zich gaat bekeren. Ik ervaar nog steeds stress, en moeite en spanning in mijn leven. Waarom sterkt de Heere mij dan niet? Waarom geeft de Heere geen uitkomst?

Laten we daar eerlijk over zijn. Want inderdaad, ook bij kinderen van God kunnen de moeiten groot zijn. Kan er een worsteling zijn in uw en jouw leven, en kunnen dingen diepe zorgen geven.

Én tóch! Tóch is deze belofte die de Heere geeft in vers 7, zo rijk! En zo genadig!

Want als de Heere je bewaakt bij Zijn vrede, dan ben je wél verder geholpen. Heel concreet, ook in je persoonlijke nood. Want door Gods vrede broeders en zusters, door de kracht van Jezus Christus, wil Hij je ook helpen om die nood en die moeite te dragen, dat je verder kan, dag bij dag.

Dan neemt Hij die nood niet weg, maar dan sterkt Hij je, om verder te kunnen.

Door Gods vrede word je bewaakt bij Christus, dat is het allerbelangrijkst.

De Heere belooft hier, en geeft hier, wat het allerbelangrijkste is. Het meest kostbare, en dierbare, dat je dicht bewaard wordt bij Jezus Christus. Dat je Hem niet uit het oog verliest. Dat je Gods vrede blijft ontvangen in je hart, en in je leven. En vrede die door werkt in alle persoonlijke moeiten en zorgen.

Misschien herkent u dat ook bij uzelf broeders en zusters. Dat je vurig iets verlangt, je de Heere bidt, dat je de Heere vraagt en dat je het niet krijgt. Maar, dat je later toch kan zeggen: ‘de Heere heeft niet mijn gebed en mijn verlangen vervuld, maar tóch, toch was Hij wel nabij. En toch gaf Hij wel kracht, en toch veranderde hij wél mijn hart en verzachten hij de pijn, en bracht Hij mij in die moeiten dichter bij Jezus Christus. Hij bewaakte ons hart.

En zó zijn we erdoorheen gekomen, zó heeft Hij ons geholpen. Dat je wist, in dat diepe vertrouwen, Hij doet alle dingen meewerken ten goede. Ook al snap ik het niet, ook al overzie ik het niet, ook al begrijp ik het niet. Bij de Heere ben ik in veilige handen. Bij Hem is het goed. Daarom ben ik dankbaar. Daarom ben ik verblijd’.

Kijk, dat is wat Paulus hier ook zegt, ‘die vrede, die gaat alle begrip te boven, ik snap het niet Heere. En de Heere geeft niet wat ik vraag en toch, toch geeft Hij genoeg, dag bij dag.

Hij gaf Zijn Zoon, Hij geeft Zijn vrede. En juist die vrede, die helpt mij er bovenop. Die geeft mij dankbaarheid en vreugde, dat ik óók in moeite en zorgen kan zeggen, ‘ik ben verblijd in de Heere, ik tel mijn zegeningen, ik zie wat de Heere mij geeft’.  

Zo broeders en zusters, zo mogen we leven in Gods nabijheid. Ook als er zorgen, ook als er verdriet leeft in uw hart, u mag leven in de nabijheid van God. Een leven waarin u mag leren om onbezorgd te zijn. Onbezorgd zoals Paulus dat hier bedoeld.

En biddend opzien naar God. Hij bewaakt mij met Zijn vrede, zodat ik innig verbonden blijf met Jezus Christus.

Er is Eén die zorgt, en bij Hem ben ik veilig. Ik ben dankbaar, want bij Hem is het goed. AMEN

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.