Ga naar de inhoud

Preek Zondag 3 HC

Liturgie
Psalm 144:1, 2
Psalm 14:1,5 (na wet)
Psalm 143:2,4,6 (na schriftlezing)
Psalm 51:3, 5 (na preek)
Psalm 14:3,4 (na geloofsbelijdenis)
Psalm 27:7

Schriftlezing Rom. 5:12-21; DL III/IV art. 1-3
Tekst Zondag 3

Preek Zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus
Door ds. C. Koster

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,
broeders en zusters, jongens en meisjes,

Vorige week eindigden wij met de vraag en antwoord 5, ‘kunt u dit alles volbrengen?’ Het ging over de wet van God. Kunt u de wet van God volbrengen, in zijn volheid, in zijn diepte, in de liefde, in de gehoorzaamheid die de Heere van ons vraagt? En het antwoord, u kent het antwoord: nee, nee wij kunnen dit alles niet volbrengen, want, naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten. En broeders en zusters, dat is een verschrikkelijk antwoord! Een verschrikkelijk antwoord dat je niet onbewogen kunt aanhoren. Wij zijn niet in staat om dat te doen waartoe de Heere ons gemaakt had. Om dat te doen wat de Heere van ons vraagt. We kunnen het niet. Een antwoord die je niet onbewogen kan aanhoren. Een antwoord wat je verbijstert doet staan en wat verdriet geeft.

God ontdekt mij wie ik ben in Zijn ogen, wie ik ben zonder de hulp van de Heere. Zonder Gods hulp zou ik de Heere niet liefhebben. Zou ik Hem niet volgen, zou ik Hem niet dienen. Zou Ik hem niet op de eerste plaats in mijn leven zetten.

Kijk en dan blijft er één grote vraag over na Zondag 2, de vraag: hoe kan dit? Hoe kan dit? Hoe is dít mogelijk? Wat is er gebeurd? Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de schepping van de HEERE God? Wat is de reden van deze ramp die heeft plaatsgevonden? Wat is de oorzaak?

Broeders en zusters, dat is een belangrijke vraag. Ook voor ons vandaag. Wij leven met onszelf in een maatschappij, in een wereld met zondige mensen. En elke dag spreken wij zondige mensen. Elke dag gaan wij om met mensen met beperkingen. Je zou haast niet beter weten. Je zou haast gaan denken: een mens zonder zonde bestaat niet. Zonde is normaal. Hoe bizar de situatie ook is in de ogen van de HEERE, als mens wen je eraan. En denk je, de zonde en de gebrokenheid, dat is nou eenmaal onderdeel van de schepping.

Maar broeders en zusters, als het gaat over onze ellende en onze zonden, dan mag dat niet. Wij mogen niet aan deze ingrijpende situatie wennen. De Heere wil dat wij onze zonden steeds blijven zien. En ons blijven verbazen over wat er van deze wereld geworden is. Wat ervan onszelf geworden is. En dat wij ons dáárom ook steeds weer klein maken tegenover Hem. En beseffen hoe afhankelijk we zijn van de hulp en de genade van de Heere.

En om ons zo echt gelovig klein en afhankelijk te maken van de Heere is één ding heel belangrijk. Namelijk dat je ziet en gelooft hoe deze situatie is gekomen. Daarover gaat Zondag 3: hoe is deze ellendige situatie ontstaan? Waardoor is de zonde en de dood en de moeiten in deze wereld gekomen? Hoe is het mogelijk dat ik God en mijn naaste haat?

Zo willen we vanmiddag luisteren naar Zondag 3, onder het thema:

Een gelovige zoektocht naar de oorzaak van onze ellende
1. De mens is zeer goed geschapen
2. De mens is zeer diep gevallen

De eerste vraag van Zondag 3 is, of God de oorzaak is van deze ellende. Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen, staat er. Het is duidelijk, degene die deze vraag stelt dat is iemand die gelooft. Dat is iemand die de Heere liefheeft en vertrouwt. Dat is de gelovige die ook Zondag 1 belijdt: mijn enige troost in leven en sterven is dat ik van Christus ben. Dus de vraag die hier gesteld wordt is niet met de gedachte: “nou, het zou inderdaad zo kunnen zijn dat de Heere de wereld slecht en verkeerd heeft geschapen.” Maar de vraag wordt gesteld om alle nadruk erop te leggen dat de méns de schuld heeft van de zonde en de dood die in deze wereld is gekomen. Om de nadruk te leggen dat de mens de dader is.

De Catechismus wil dan allereerst laten zien, hoe, om het zo te zeggen, hoe prachtig het kasteel van Gods schepping was. Om vervolgens ook te zien de ruïne die wij vandaag zien in de schepping, de ruïne die van dat prachtige kasteel overgebleven is. Je wordt immers pas echt verdrietig van een ruïne, als je weet hoe schitterend het kasteel er eerst uitzag.

En zo gaat de Catechismus nou ook eerst terug naar hoe mooi en goed de mens geschapen was. Om dan vervolgens vandaaruit te laten zien wat er nu van over is gebleven.

Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen? Nee, God heeft de mens goed, en naar Zijn beeld geschapen.

Goed, zeer goed, zegt de HEERE in Genesis 1. Volmaakt naar het beeld van God. De mens kon in zijn gedrag, in zijn spreken, in zijn handelen God weerspiegelen, in wie God is.

De catechismus zegt ook, de mens kon God naar waarheid kennen, God van harte liefhebben, met God in de eeuwige heerlijkheid leven om Hem te loven en te prijzen. Het gaat dus niet om het uiterlijk van de mens, waarmee hij God weerspiegelt. Nee, het gaat om het innerlijk van de mens. De mens weerspiegelt God in zijn gedrag, zijn handel en wandel, zijn spreken, zijn zwijgen. Gods karakter van goedheid, en trouw en liefde. Dat konden Adam en Eva laten zien, aan elkaar en hun nakomelingen.

Uiteraard heeft God de wereld goed geschapen. Uiteraard zijn de mensen Adam en Eva goed geschapen. De HEERE zelf is goed, en alles wat Hij maakt, alles wat Hij geschapen heeft, is dus ook goed. Het is belangrijk om dat te zien, broeders en zusters. Vandaag staat juist die belijdenis onder vuur. De evolutietheorie, die ook door theologen wordt verdedigd. De evolutietheorie die juist laat zien dat de dood en het kwaad onderdeel zijn van deze wereld. Dat de dood er bij hoort. Want, zegt evolutietheorie, de mensen die zijn ontstaan door een proces van selectie. De goede en de sterke die overleeft, of die past zich aan, maar het verkeerde, dat sterft af, dat vergaat. Dus de dood moet dan logischerwijs onderdeel zijn van deze schepping. Anders konden wij vandaag niet zo ontwikkeld zijn.

Maar de Catechismus zegt echt het tegenovergestelde. De Bijbel die laat zien: nee, de dood en de zonde en het kwaad hoort niet in deze wereld thuis vanaf het begin. We zijn goed en naar Gods beeld geschapen. De Bijbel laat zo duidelijk zien: het kwaad hoort niet bij deze schepping. Het kwaad en de dood is niet eeuwig, alleen onze goede God is eeuwig. Het kwaad en de dood en de zonde, dat zijn indringers in deze schepping. Brutale indringers die er niet thuishoren. Dat kan soms zo lijken, dat ze er thuis horen. Als je het leven overziet: je wordt geboren, je wordt groot, je leeft en je weet, op een dag zal ik weer sterven, zo gaat dat. En in de natuur om je heen zie je dat ook, het is eten of gegeten worden om het zo maar te zeggen. Je ziet een vlieg vastzitten in het web van een spin. Die vlieg kan niet weg en wordt voor je ogen opgepeuzeld door een spin. De vlieg gaat dood. Dan kun je zeggen: dat is zielig voor die vlieg, maar aan de andere kant, als die vlieg daar niet was, gaat die spin weer dood. Het is eten of gegeten worden.

En toch, ook al lijkt het voor ons zo vanzelfsprekend. Ook al lijkt het voor ons alsof de dood in deze wereld thuishoort. Ook al lijkt het dat we zonder de dood niet kunnen leven. Toch gemeente, toch laat de Bijbel zien de dood de laatste vijand is. De laatste vijand die overwonnen zal worden. De dood hoort niet thuis in deze goede schepping, door God zo goed gemaakt.

Dat is ook een rijke troost broeders en zusters. Een rijke troost. Want als we weten dat de zonde, en de dood, en het kwaad niet thuishoren in deze schepping. En dat het eens ook anders was, dat het er niet bij hoorde. Dan mogen we ook weten dat de HEERE het door Zijn werk, en door Zijn kracht, en door Zijn genade het eens weer goed zal maken.

Dat er hoop mag zijn, juist bij een christen. Hoop, en toekomst, en vooruitzicht, zonder pijn. Een leven zonder gebrokenheid, een leven zonder dood en ziekte, en zonder kapotte relaties, en zonder verdriet, en zonder gemis, en zonder psychische moeite, en zonder onvervulde verlangens, noem maar op.

De mens zal eens weer zo zijn, zoals de Heere het bedoeld heeft; goed en naar Zijn beeld en volmaakt, om de Heere daarin eeuwig te loven en te prijzen. In dat geloof, broeders en zusters, mag u staan! In dat geloof mag u zeggen: ja, ik zie de ruïne. Ja, ik zie wat er allemaal kapot kan gaan in mijn leven en in deze wereld. Maar ik geloof: het was eens mooi en het zal ook weer eens mooi worden, door Gods genade. Ik zie de ruïne, maar ik zie ook uit naar de dag van de herschepping. Ik zie de ruïne maar mijn hoop is gericht op God, Die leeft.

Broeders en zusters, dit zeggen we allemaal naar aanleiding van Zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus. En, u zult misschien zeggen: “Die hoop, dat is heel rijk en mooi. Maar zit dat nu ook werkelijk in Zondag 3? Als ik vraag en antwoord 6 lees, dan lees ik daarin geen hoop. Zondag 3 laat alleen maar zien hoe het was, en niet hoe het worden zal.”

Maar broeders en zusters, mag ik u dan wijzen op de teksten die ónder vraag en antwoord 6 staan, die bewijsteksten. De catechismus, die wijst erop, dat de mens goed is geschapen, en daarbij wordt dan twee teksten verwezen naar Genesis 1, de schepping voor de zondeval, hoe het was, hoe de Heere het gemaakt heeft.

En als je dan bij het cijfertje 3 kijkt, -de mens is naar Gods beeld geschapen-, dan verwijst de Heidelbergse Catechismus niet naar Genesis 1, maar naar het Nieuwe Testament. Dus naar de situatie ná de zondeval. En die teksten – u moet het thuis maar eens nalezen, 2 Korinthe 3, Efeze 4 en Kolossenzen 3:10 – die drie teksten die daar genoemd worden, die gaan juíst over de nieuwe mens. Hoe de HEERE de nieuwe mens wil herscheppen in Zijn genade. Dat geldt voor eenieder die in Jezus Christus gelooft. Voor hem, voor haar zal die vernieuwende kracht realiteit zijn. Dat je weer vernieuwd wordt naar het beeld van God. Dus niet alleen hoe het was. Maar ook hoe het zal worden. Hoe de Heere de mens zal herstellen en nieuw zal maken.

De Catechismus spreekt hier dus vanuit dat geloof. Wat God eens gemaakt heeft, zo zal het ook weer worden. En de Catechismus laat dan zien dat Heilige Geest daar nu al mee bezig is, in de gelovige mensen. Dat je als christen nu al gevormd wordt, vernieuwd wordt, veranderd wordt naar het beeld van God. Hoe de mens van die ruïne, in zonde, in gebrokenheid, in tekortkomingen, dat je nú alweer de kracht krijgt, om de HEERE te dienen. Om te strijden tegen je zonden. Om de Heere en je naasten wel te zoeken en lief te hebben en te volgen. Als gelovige mag je dat weten. De Heere is met Zijn vernieuwende kracht nú al bezig om Zijn schepping te herstellen.

Hoe is dat voor u, broeders en zusters? Ziet u dat ook in uw en jouw eigen leven? Ondanks dat je fouten maakt, en zonden hebt, en tekortkomingen hebt, dat je wel iets merkt van de kracht van God. Die heilzaam werkt, geloof en bekering en de liefde voor de Heere. Dat je groeit om je naasten te dienen. Dat je groeit om verdriet te hebben over je eigen zonden. Dat je ook steeds meer verlangt om te strijden tegen je zonden.

Broeders en zusters, er klinken donkere tonen hier in Zondag 3. Het gaat over de schuld van de mens. Het gaat over hoe de Heere alles zo mooi gemaakt had, maar hoe de mens daarin alles kapot heeft gemaakt. Maar Zondag 3 laat ons juist ook zien dat er hoop gloort. Dat u mag weten: alles wordt nieuw. En u weet wel, broeders en zusters, u weet wáárdoor die hoop en die kracht en die genade hier kan klinken. Waardoor de catechismus kan laten zien dat er ook weer vernieuwende kracht bezig is.

Want die hoop en die kracht die komt door Éen. Door de Heere Jezus Christus. Hij Die zelf bij die puinhopen heeft gestaan. Hij Die zelf mens is geworden, zonder zonden, wel inclusief de gebreken, de ziekte, vermoeidheid, honger en dorst. Hij die mens is geworden, één van ons. En die de puinhopen van het ongeloof en het verzet, en de haat tegen God ook heeft ervaren. Hij die Mens is geworden, en zelf door die puinhoop van de zonde is bedolven, onder de toorn van God. De Heere Jezus Christus, die het alles heeft gedragen en die het heeft doorstaan. Hij leed en stierf voor de zonden van Gods kinderen.

En in Zijn opstanding, in Zijn opstanding, mag je zien: de dood heeft niet het laatste woord! De dood heeft niet het laatste woord, gemeente. De dood is niet sterker dan het leven. Want de Heere Jezus heeft de dood en het graf overwonnen. Hij heeft de zonden van Gods volk verzoend. In Jezus Christus, door Zijn dood en opstanding, is er overwinning. Alles wordt nieuw! Door Zijn kracht zal alles weer nieuw worden! Precies zoals de Heere het gemaakt en bedoeld heeft.

En broeders en zusters, vanuit die troost en die hoop, mogen wij weten dat onze situatie niet hopeloos is. Dat u verder mag kijken. Naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. En in dat geloof kunnen wij ook met de Catechismus een volgende stap maken. Een stap om nog verder onze zonde en ellende te zien. Dat is het tweede gedeelte van de preek.

Tweede gedeelte

Vraag en antwoord 7 stelt de volgende vraag: waaruit komt deze verdorven aard van de mens dan voort? Uit de val en de ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs.

Adam en Eva, die goed geschapen waren, zeer goed, naar Gods beeld. Die de Heere konden liefhebben en dienen. Die ook vrij waren om daarvoor te kiezen. De Heere lief te hebben en te dienen. De Dordtse Leerregels zeggen dat ook, we hebben het gelezen in artikel 2. Adam en Eva waren geen robots die voorgeprogrammeerd waren. Nee, ze konden de HEERE liefhebben, en Hem gehoorzamen, en hun leven wijden aan God, in trouw, in liefde. Maar wat koos de mens? Wat hebben Adam en Eva verkozen? In hun vrijheid?

Ook hiervan geldt broeders en zusters, het is zo’n bekend antwoord van de Heidelbergse Catechismus. Maar het antwoord, als je dat tot je door laat dringen, dan is het zo verbijsterd, en zo onbegrijpelijk! Want wat kozen Adam en Eva, wat kiest de mens? Ze kozen ervoor om niet te luisteren naar de HEERE God! Ze kozen ervoor om te luisteren naar de duivel, en om níet te luisteren naar God. Bewust ongehoorzaam aan hun Schepper, aan de Almachtige God. Bewust breken met hun eigen Maker. De mens koos ervoor om eigen heer en meester te zijn; ‘ik bepaal wel wat goed is, ik doe wat ik wil, mijn wil is wet’. Dat is maar geen foutje! Dat is maar niet per ongeluk een hap van een vrucht nemen.

Nee, breken met God, dat is wat Adam en Eva hebben gedaan. Ze braken met hun God. Ze liepen over naar de vijand. Een zonde, waar de Heere zo duidelijk van had gezegd: daar staat de doodstraf op. Een ernstigere zonden is er niet. En broeders en zusters, als je erover nadenkt, dan neemt die verbijstering alleen maar toe. Want waarom hebben Adam en Eva dat gedaan? Waarom kozen Adam en Eva tegen God? Ze kenden God toch? Ze wisten dat God goed was? Ze wisten toch dat God vol liefde was? En wijs, en vol genade, en trouw en vrede en koestering?

Broeders en zusters, kenden Adam en Eva de duivel? Wisten zij wie de duivel was? Nee! Wisten zij dat de duivel te vertrouwen was? Nee! Wisten zij dat de duivel een goed doel voor ogen had met zijn vraag? Nee! De duivel is als het ware de schepping binnengevlogen. Die brutale indringer. En Adam en Eva, die geven zich zomaar aan hem over. Waarom? Waarom? Adam en Eva geven daar geen antwoord op.

Ja, Adam en Eva die verantwoorden zich tegenover de Heere, als de Heere hen opzoekt in het paradijs. Adam die zegt dan: “De vrouw die U mij gegeven hebt om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten”. Eva zegt: “ja, die slang heeft mij bedrogen en ik heb ervan gegeten”.

Maar dat is natuurlijk geen reden. Waarom, trappen Adam en Eva God op Zijn hart? Waarom hebben Adam en Eva de Heere niet vertrouwd? Waarom hebben Adam en Eva niet gekozen voor liefde en trouw tegenover God? Er is zoveel reden om de HEERE lief te hebben, om Hem trouw te blijven, en toch kozen ze tegen God. Waarom?

Wel broeders en zusters, dat is het duistere geheim van de zonde. Het duister van het kwaad. Adam en Eva bogen niet gehoorzaam en vol vertrouwen voor de Heere. Nee, ze dachten het beter te weten dat God. Ze werden opstandig tegenover God. Een onbegrijpelijke keuze van Adam en Eva. En toch gebeurde het. Toch luisterden zij naar de grote tegenstander.

Broeders en zusters, als we dit zo zeggen en overdenken. Laten wij er dan voor uitkijken dat wij Adam en Eva niet van een afstandje gaan bekijken en beoordelen. Laten we er voor uitkijken dat we ons alleen maar afvragen: ‘ja, waarom kozen zíj eigenlijk tegen God en voor de duivel?’ Want die zonde, broeders en zusters. Die zonde om te kiezen voor het kwaad en tegen God. Om te kiezen voor de duivel en voor de zonde en voor de ongehoorzaamheid. Diezelfde zonde zit toch ook in ons hart?

Waarom komen wij in opstand tegen God? Waarom luisteren wij niet naar de wet van de HEERE God? Heeft u het antwoord, broeders en zusters? Als je je ouders liefhebt, waarom luister je dan niet altijd naar hen? Als je je man of vrouw, of je kinderen, of je broer of je zus liefhebt, waarom doe je dan juist je meest dierbare soms verdriet door wat je doet of wat je zegt? Dat is toch niet logisch? En toch gebeurt het.

Wij leven ten diepste in diezelfde duisternis van de zonde. En komen steeds weer in aanraking met diezelfde duisterheid van het kwaad. Tegen de hoogmoed van ons hart. De opstand in ons hart tegen God en tegen onze naaste. “Nee Heere God, ik luister niet naar u. Ik wil het niet, ik ga mijn eigen weg…” Dat zeggen we natuurlijk niet hardop. Maar ondertussen, welke keuzes maken we in ons gedrag? Getuigen onze daden vaak niet tegen ons?

En dan komt haast als vanzelf die bekende vraag naar boven. Ja, maar als Adam voor het verkeerde heeft gekozen, dan ben ik daar toch niet schuldig aan? Waarom moet ik dan met de gevolgen te maken krijgen van hún zonden? Adam leefde, nou zeg 5000 jaar geleden. Wat heb ik dan met Adam te maken? Ik ben Adam toch niet? Hoezo ben ik verdorven? Hoezo ben ik in zonde ontvangen en geboren? Terwijl Adam en Eva in het paradijs het verkeerde hebben gekozen. Als er nieuw leven is in de buik, je bent zwanger, in verwachting. Hoe kan het dan dat het kindje al in zonde ontvangen en geboren wordt, terwijl het nog niks gedaan heeft, en gezegd heeft? Kan het kindje toch niks aan doen? Wat hebben wij met Adam te maken?

Broeders en zusters, de HEERE die geeft ons daar onderwijs over in Romeinen 5. We hebben daarover gelezen, dat Adam – in dat gedeelte legt Paulus het uit – ja dat door één mens de zonde de wereld in is gekomen. En dat het kwaad sindsdien is binnengedrongen in deze wereld, met alle dodelijke gevolgen van dien. Door één overtreding zegt Paulus, is de schuld gekomen over alle mensen tot verdoemenis.

Paulus die wijst erop dat Adam zo’n belangrijke plaats heeft in deze wereld, als eerste van allen en als hoofd van allen. Je kan het wel vergelijken met een boom. Adam die is als het ware de stam waar alle mensen uit zijn voortgekomen. En als die stam dan verrot is en dood is, dan zullen de takken die aan de stam vastzitten ook verrot gaan en doodgaan. Als Adam gezondigd heeft, dan zijn al die mensen die daaruit voortkomen ook besmet met die zonde. Staan ook zelf schuldig voor die zonde. De mensen zijn niet losse individuen, die allemaal op een eigen eilandje leven. Nee, de mensen zijn verbonden met elkaar. Die keuze van één, de keuze van Adam, die raakt ons allen.

Broeders en zusters, en dan opnieuw. Paulus die laat het daar niet bij. Hij zegt niet; met Adam is iedereen in de zonde gestort en is de verdorvenheid in deze wereld gekomen, en dat is nou eenmaal de normale situatie. Nee, nee zegt Paulus, ondanks onze slechtheid en ondanks de haat die er in de harten van mensen leeft. Ondanks de keuze van mens tegen God, ondanks dat wij zo verdorven zijn, dat wij geheel onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad. Ondanks dat wij al vanaf het prilste begin van de mens moeten zeggen: in zonde ontvangen en geboren. Toch zegt God, dat kindje, dat is van Mij! Dat is zichtbaar in de doop. God zegt dan: Ik wil je Vader zijn. Toch zegt de Heere God: Ik geef Mijn belofte van vergeving en genade. Toch geeft de Heere de belofte van Zijn Heilige Geest, zie vraag en antwoord 8.

We kunnen opnieuw geboren worden door de Heilige Geest. Van eigen kracht en eigen natuur hebben we niets te verwachten. Maar er is redding! Van boven is er redding. De Heere geeft nieuw geestelijk leven. De Heere wil met Zijn Heilige Geest in de harten van mensen komen om daar Zijn vernieuwende kracht te beginnen. Door het geloof te planten. En zo door waar geloof mensen te verbinden met de Heere Jezus Christus. Te verbinden met Christus’ dood en opstanding. En zo te delen in Zijn overwinning.

Er is hoop. Daar spreekt Paulus juist over in Romeinen 5, de kern van zijn onderwijs is niet dat allen in Adam gezondigd hebben. Maar de kern is, dat Paulus wijst op Christus. Want ieder die gelooft, die wordt ook door Éen gered. Zoals wij allen in Adam gezondigd hebben. Zo is er ook door Éen redding, de Heere Jezus Christus. Door Éen is er zaligheid, Jezus Christus en die gekruisigd. Zijn verdiensten die geeft Hij, en die deelt hij uit, zodat alle gelovigen Zijn verdiensten mogen ontvangen.

Die genade, broeders en zusters, dat rijke Evangelie, die blijde boodschap, geeft ons de ruimte, om onze ellende eerlijk onder ogen te komen. En het geeft ook perspectief, om verder te kijken. Om te weten en te geloven: bij God is er hoop! Hoe diep onze zondige natuur en mensheid ook is. Bij God is er hoop! Hoe groot onze zonden ook zijn. Bij de Heere is er genade en vergeving en leven.

Laten we daarom ook zingen, broeders en zusters, met psalm 51, de schuld tegenover de HEERE God: ja ik ben in ongerechtigheid geboren en in zware schuld gebonden. Maar met diezelfde Psalm mogen we ook zingen dat gebed; schep in mij een hart dat leeft in het licht, verwerp mij niet, ontneem mij niet Uw Heilige Geest, maar laat in Uw heil mijn hart zich verblijden, richt mijn wil op Uw gebod, dan zal ik zondaars op Uw wegen leiden.

Amen

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.