Ga naar de inhoud

Preek Spreuken 3:9-10

Hoe moet je als christen omgaan met je geld en je bezittingen? Dat is een belangrijke vraag. Ons geld en ons bezit, dat is maar geen vrijblijvende zaak in het geloof, waarmee we kunnen doen en laten wat we zelf willen. De Heere zegt het heel duidelijk in de Bijbel, Spr. 3: Vereer de HEERE met je bezit!

Liturgie
Psalm 24:1,3
Psalm 16:2,5 (na wet)
Psalm 115:6,7 (na Schriftlezing)
Psalm 50:6,7 (na preek)
Psalm 16:5 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 40:1

Schriftlezing 2 Kor. 9:1-15
Tekst Spreuken 3:9-10

Preek Spreuken 3:9-10
Door ds. C. Koster

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Heere Jezus wordt door sommigen wel de grote geldmaker genoemd. Omdat Jezus stierf, zo zeggen ze, is er altijd genoeg. Als je financieel helemaal aan de grond zit, dan moet je geloven in een financieel wonder. En als dat niet lukt om daarin te geloven, dan moet je zeggen: ga weg achter mij, satan. Dit wordt wel genoemd het welvaartsevangelie. Als je gelooft in God, dan geeft Hij je voorspoed. Niet alleen in Amerika verslaat die boodschap zijn tienduizenden. Ook in Nederland wordt dit valse welvaartsevangelie verkondigd en geloofd.

Deze predikers geven boeken uit met grote oplagen. En trekken volle zalen. Dat evangelie vindt gretig aftrek, vele mensen willen er graag naar horen.

Ik kan het ronduit zeggen: bij zo’n welvaartsevangelie, willen wij ver vandaan blijven. Maar toch komt de gedachte aan dat welvaartsevangelie op, als we Spr. 3:9-10 lezen. Geeft zo’n tekst toch geen aanleiding om te denken: als je genoeg weggeeft, dan ontvang je ook. De Heere geeft ongekend rendement. Zo zegt zo’n welvaartsprediker dat immers ook: Geef een tientje, dan ontvang je duizend euro. Geef duizend euro, dan ontvang je honderdduizend euro. Geef nooit op, want God wil je gezondheid, geld en geluk geven. Hierin zien we hoe deze mensen omgaan met hun geld en bezittingen. Vereer God met je bezit… en je zult nog veel meer ontvangen.

Aan de andere kant zijn er mensen die bezittingen en geld totaal willen minachten. Geld zien zij als het slijk van de aarde. Geld is zondig en verkeerd, zeggen zij. Een noodzakelijk kwaad. Je kan er nu eenmaal niet zonder, maar geld en goederen zijn synoniem voor zonde en ongerechtigheid. Daar kan je maar beter ver vandaan blijven. Geloof is immers een geestelijke zaak, zeggen ze. Je moet dat niet verwarren met materiele dingen.

Hoe zit dit nu precies? Kan je geloven in God, en tegelijk vrijmoedig omgaan met je bezittingen, je geld en je goederen? We staan in deze eredienst stil bij de wijsheid van God wat betreft de omgang met onze bezittingen.

Gods wijsheid als evangelie in de omgang met ons bezit

  1. God vereren
  2. Overvloed ontvangen

In Spreuken 3 gaat het over de godsvrucht, de zegen van de godsvrucht heeft de HSV er boven gezet. En in die verzen gaat het steeds over die dingen die belangrijk zijn in het dienen van de Heere. Wijsheid en trouw, vertrouwen op de Heere, Hem kennen in al je wegen.

En het is wel opvallend dat in zo’n opsomming van allerlei hoofdzaken in onze dienst aan God ook de omgang met onze bezittingen wordt genoemd. Blijkbaar ziet de Heere de omgang met onze bezittingen niet als iets middelmatigs. Als iets wat minder belangrijk is. Nee, hoe we handelen met ons geld en goed, dat noemt hij hier in één adem met vertrouwen op de Heere, God kennen in je wegen.

Blijkbaar heeft het kennen van de Heere ook alles te maken met de omgang met onze bezittingen. God kennen betekent ook God kennen in je overwegingen wat betreft je inkomsten en uitgaven. Het geld wat je verdiend in je werk of door je bijbaan heeft alles met God te maken. God wil dat je christen bent, ook als het gaat om je portemonnee. Dat je christen bent als je aan de kassa staat in de winkel.

Salomo, die deze Spreuken heeft gemaakt, weet maar al te goed dat de omgang met ons geld en goed heel belangrijk is. Waarom dan? Nou, als je bekijkt hoe je met je geld omgaat, dan kan je daar heel veel in zien. Je ziet namelijk wat er in je hart leeft. Kijk, als je wel met de mond spreekt over het dienen van de Heere, maar je deelt niets van je bezit uit aan arme mensen. Dan blijkt uit je giften wel waar je hart is. Je hart en je liefde gaat dan niet uit tot die armen, maar allemaal naar je eigen geld.

In de Bijbel zien we deze wijsheid ook werkelijkheid worden. Denkt u aan de geschiedenis van Kaïn en Abel. Zij gaven beiden iets aan de Heere. En in wat zij gaven toonden zij waar hun hart was. Kaïn gaf van de opbrengst van de aardbodem aan de HEERE. Ook Abel gaf aan de HEERE. Maar dan staat er bij Abel apart vermeld, dat Abel een offer bracht van de eerstgeborenen van zijn kleinvee. En dan niet zomaar iets van dat kleinvee. Nee, hij bracht ten offer het vet van die eerstgeborene. Dat is het allerbeste, het mooiste stukje van dat dier. Abel deed dubbele selectie, om het beste van het beste aan de HEERE te geven. Maar Kaïn gaf gewoon van de opbrengst van de aardbodem.

Nu kan je zeggen, was dat nu zo’n groot verschil? Ze gaven toch allebei iets aan de HEERE? Ja, maar in hun gave toonden zij hun hart. Er kwam openbaar wat er in hun hart aanwezig was. Abel toonde liefde en toewijding aan de Heere. Kaïn toonde ook liefde en toewijding, maar dan niet voor de Heere, maar voor zijn eigen bezittingen.

Het verschil in hun geloof is zichtbaar in hun offergave. In het moment daarna wordt het helemaal duidelijk. Als Kaïn de geboden van de Heere veracht. Maar dat was daarvoor al zichtbaar, namelijk in hoe hij met zijn bezit omging.

En daarom is het zo mooi hoe Spreuken dat zo kernachtig en helder weergeeft. Salomo zegt in vers 9: “Vereer de HEERE met je bezit” Duidelijker kan het niet. De wijsheid van God toont ons hier dat onze bezittingen alles te maken hebben met het dienen van God. Sterker nog, we moeten onze bezittingen gebruiken om de Heere mee te dienen. Dat is eigenlijk de kern van wat er staat. De bezittingen zijn een middel, om God mee groot te maken en te dienen.

Het woord vereren wat hier wordt gebruikt, heeft de betekenis van: iemand of iets van gewicht achten. Hoog achten. Respect en ontzag hebben voor de Heere. Dat woord wordt ook gebruikt in het 5e gebod, eer uw vader en uw moeder. Eer hen, acht gewicht aan hun woord, heb ontzag voor hen. Die erkenning wil de Heere ook daar waar het gaat om onze bezittingen.

Daarin leren we dat de Heere niet buiten onze bezittingen staat. En de Bijbel is daar zo duidelijk in als het gaat om onze bezittingen. Want de Heere zegt klip en klaar dat alles van Hem is. Psalm 24:1: “De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen.”

Wij mogen de aarde gebruiken, maar de HEERE is de Eigenaar van alles. Hij heeft het alles gemaakt, Hij onderhoudt en regeert het allemaal. En nog meer, als Verlosser in Jezus Christus, ja, als onze Vader in de hemel geeft Hij ons geld en bezittingen, om als kinderen van God te leven op aarde. Heel ons bezit, ons geld, ons goed en ook breder, onze gezondheid en tijd en kracht, het is alles van Hem. We ontvangen het uit zijn hand. En we mogen daarmee de Heere vereren. Niet omdat Hij iets van ons nodig heeft! Psalm 50 leert ons heel duidelijk: als Ik honger heb, Ik zou het u niet zeggen, want alles behoort Mij toe… Nee, maar omdat Hij uw hart wil. Omdat Hij op de eerste plek van uw leven wil staan.

En wat u met uw bezittingen doet, wat u ermee gedaan hebt, hoe u het wel of niet besteedt, daarvan moet u verantwoording afleggen aan Hem. Het is genade dat Hij u bezittingen geeft. De Heere deelt het aan ons uit, als geschenk uit zijn Vaderhand. Hij geeft het in bruikleen aan ons. En zo moeten we het goed gebruiken. Verantwoord gebruiken.

Zo wordt Spr. 3:9 ook helder: de HEERE vereren met je bezit, dat is wijsheid. Want dan gebruiken we onze bezittingen, zoals Hij het bedoeld heeft. In dienst aan Hem, als zijn kinderen. En dan kunnen we ook tegen de Heere zeggen: ik wil er graag en van harte mee handelen, zoals u dat van mij vraagt.

In vers 9 staat ook aangegeven hoe je dat moet doen. Namelijk “met de eerstelingen van heel je opbrengst” De eerstelingen dat is een begrip in het Oude Testament. De eersteling van de opbrengst, dat gaat over de wet van God voor het volk Israël. De Israëlieten moesten namelijk het eerste van hun oogst geven aan de Heere, als geschenk. En dat was dan maar niet het eerste, het beste. Nee, dat was echt het beste van de opbrengst. Dus eigenlijk het beste het eerst. Het beste was voor de Heere.

In Israël was de wetgeving zeer uitgebreid, ook als het gaat om financiën en bezittingen. De Heere had het ook te zeggen over hun portemonnee. Wanneer ze hoeveel en waarvan aan de Heere moesten geven. Wat ze moesten afstaan en waarom.

Dat ging over het graan, de wijn, de olie. Maar ook over de eerstelingen van de wol van de schapen. En de eerstelingen van het vee. Zelfs de eerstelingen van de opbrengst van de bomen. De Heere wilde steeds het eerste van de oogst ontvangen.

Dat was een zeer fundamentele, zeer belangrijke zaak. Om het zo te zeggen, de Heere stond er echt op dat Hij het eerste kreeg. Als dat niet gebeurde, dan werd dat door de profeten aan de kaak gesteld. De profeten moesten dat tegen Israël zeggen: u steelt van de HEERE. U geeft niet waar de HEERE recht op heeft. Als je de eerstelingen en de tienden niet aan de Heere gaf, dan was dat een teken van verval in het geloof. Dat je de dienst aan God losliet. Het was echt zonde tegenover de God van Israël.

Waarom was dat dan zo’n belangrijk punt? Waarom is het geven van de eerstelingen echt een fundamentele zaak? Nou, eigenlijk om precies die reden wat we al gezegd hebben. Omdat de HEERE de eigenaar is van de aarde en van alles wat daarop leeft. Ook omdat uit het geven van de eerstelingen het hart van het volk moest blijken. Als ze gaven, dan was dat een eren en erkennen van de HEERE.

En het is mooi om te zien wanneer de Heere dit gebod aan zijn volk gaf. Dat was op het moment dat Israël het beloofde land introk. Toen zei Hij: u moet uw eerstelingen geven aan Mij, de HEERE. Toen ze het land Kanaän ingingen werd dit gebod het volk echt ingescherpt: geef uw eerstelingen. Het is niet zonder reden dat het op dat moment wordt genoemd.

De HEERE had immers zijn volk verlost uit Egypte. Verlost uit slavernij, uit onderdrukking. En Hij bracht ze in een land vloeiende van melk en honing. Het was de HEERE die in zijn genade beloofde dat het land zijn vrucht zou dragen. Dat ze opbrengst zouden hebben van de oogst en dat ze in vrede daar konden wonen. Dat was de belofte van de God van het verbond. En daarom wilde Hij ook de erkenning van zijn volk. De erkenning, dat het de HEERE is die hen eten en drinken en goederen en gaven geeft. Een geschenk uit de hand van hun trouwe verbondsgod!

En als in ons tekstvers dan staat: héél je opbrengst, dan denken we aan de oogst en aan de opbrengst van het land en de dieren. Maar dan mogen we dat gerust ook breder trekken dan alleen ons geld of onze bezittingen. Als we ons inspannen in onze studie of onze talenten te ontwikkelen, dan mogen we van die opbrengsten ook aan de Heere geven. Ook daarmee kan je de HEERE dienen. Met je tijd, met je gaven en je krachten. Met de dingen waarin je goed bent.

En dan geldt in al die dingen, dat we onze eerstelingen daarvan moeten geven. Dus niet de restjes van ons geld. Niet wat overblijft als we aan het einde van het jaar zijn. Niet de restjes van onze energie aan het einde van de week. Nee, de eerstelingen. Eerst onze gaven aan de Heere geven.

Het is goed om daar over na te denken. Hoe doet u dat in het geven van uw geld aan de kerk? Hoe doet u dat in het geven van uw geld aan goede doelen? Kijkt u wat er over blijft? Zijn de restjes voor de HEERE? Of geeft u uw eerstelingen?

Gebruikt u uw bezit om de HEERE te vereren? Is het verantwoord gebruik en goed beheer te noemen? Of is het in sommige opzichten meer verspilling?

Gebruikt u uw bezit uit liefde voor uw naaste? Denkt u bijvoorbeeld aan uw huis en uw eettafel. Stelt u die ook open voor gasten? Maakt u in uw hart ook ruimte voor een ander? Voor uw broeder, uw zuster, uw naaste?

Het is genade dat we mogen ontvangen. Het is ook genade om uit te delen. Om uw dankbaarheid aan God te tonen, door uit te delen van wat u ontvangen heeft. Kijk, als die liefde, als dat geloof in uw hart leeft. Dan zal het vereren van de HEERE met uw bezittingen daar steeds meer bij gaan horen. Dan zal uw gift ook niet zijn een gift die God van u moet afdwingen. Dan hoeft u niet benauwd en zo min mogelijk schenken. Nee, dan mag u vrijwillig en gul geven, zoveel als in uw persoonlijke situatie passend is. Zo zegt Paulus dat ook in 2 Kor. 9. Laat uw gave niet zijn als een afgeperste gift. Maar leg wat apart, week in week uit, zodat u het werkelijk als geschenk kan afstaan.

Als we dit alles zo overdenken, dan zien we dat deze tekst echt niet alleen voor hen is die veel bezittingen hebben. Of voor mensen die rijk zijn. Nee, het geldt voor ieder van ons afzonderlijk. Ieder die ontvangt, die kan daar ook van uitdelen. Ook een scholier, die een vakantiebaan heeft.

Dan kan je jezelf die vraag stellen: hoe blijkt in de omgang met mijn geld, dat ik een christen ben? Hoe verhoudt de ene uitgave zich tot het andere? Als ik wel geld besteed aan een mobiel, of kleding, of vuurwerk of games. Maar als je dan niets geeft aan de collecte of aan goede doelen. Wat blijkt daar dan uit? Wat wordt daarin dan zichtbaar van wat er in je hart leeft? God zegt tegen u en jou: vereer de HEERE, ook met je bezittingen.

En als u dat gelovig doet, dan staat er een hele bijzondere belofte bij in vers 10. Daarover in het tweede gedeelte van de preek.

In vers 10 staat het volgende: “dan zullen je schuren gevuld worden met overvloed en je ​perskuipen​ overlopen van nieuwe ​wijn.”

Dat gaat over de belofte dat de HEERE zijn zegen wil geven als je de HEERE vereert met je bezit. Het is heel bijzonder wat er staat. Bij de HEERE is er namelijk een uitzonderlijk rendement. Bij de HEERE geldt een ander rendement dan wij op aarde gewend zijn. Als je weggeeft krijg je overvloed terug. In het woordgebruik valt de volle nadruk op dat overvloed. Je graanschuren worden gevuld met overvloed, het puilt eruit. Je perskuipen lopen over van nieuwe wijn. Die perskuipen, waarin de druiven doen en die fijnstampen om het druivensap eruit te halen. Normaal loopt die sap via gaten naar een ander reservoir. Maar het zal zo overvloedig zijn dat zo’n perskuip overstroomt, zoveel is er. Overvloedig.

En dat moeten we niet lezen als een verdienste. Alsof het zo is, dat wie de HEERE vereert met zijn bezit er recht op heeft dat hij dit terugontvangt van God. Nee, het is een belofte, een zegen. De HEERE wil zegenen wie Hem liefhebben. Wie Hem op de eerste plek stellen in heel hun leven.

Die zegen van de HEERE komen we in heel de Bijbel tegen. Denkt u aan Abraham, die vele bezittingen mag ontvangen. Denkt u aan Job, een rijk man die veel had. Denkt u aan Salomo, die niet alleen wijsheid, maar ook overvloedig veel rijkdom bezat, als gave van de HEERE.

En ook in het Nieuwe Testament komen we deze belofte tegen. In Marcus 10 zegt de Heere Jezus: “Er is niemand die huis of broers of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers verlaten heeft omwille van Mij en om het Evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven.”

Niet alleen het eeuwige leven straks, maar ook al Gods gaven nu in dit leven. Akkers, huizen, broeders, zusters, moeders, kinderen. De zegen van de HEERE is daarin heel concreet en zichtbaar aanwezig in het leven van Gods kinderen.

Maar tegelijk moeten we daar meer over zeggen. Want als we denken aan Job, dan weten we dat er ook andere tijden zijn geweest. Job werd alles afgenomen. Kan je dan zeggen: hij was dus niet gezegend, hij vereerde de HEERE dus niet met zijn bezit, en dit is zijn straf? De vrienden van Job wilden hem dat doen geloven. Maar wij weten, dat de aanleiding van het afnemen van al zijn bezit lag niet in zijn zonden of goddeloosheid.

En toen Jozef in de gevangenis zat, moest hij toen concluderen dat hij wel gezondigd moet hebben? Dat er geen zegen van de HEERE was, omdat Jozef in opstand was gekomen tegen God? We weten dat dat anders ligt.

Met andere woorden, we mogen het nooit omdraaien. We moeten niet denken dat iemand die geen materiële voorspoed ontvangt een zondaar is. Hier is menselijke logica zo verkeerd. Het is niet, zoals het welvaartsevangelie ons wil doen geloven. Wie gelooft, die wordt rijk. En als je niet rijk wordt moet je beter geloven. Nee, in Marcus 10 noemt Jezus Christus niet voor niets ook vervolging erbij. Ook vervolging zal het deel zijn van Gods kinderen op deze wereld.

Daarom is het zo belangrijk om steeds te weten: van al onze rijkdom en bezit: het is een gave van God. Hij is de eigenaar van alles. En wij hebben de roeping om de HEERE te vereren met alles wat we hebben. Daar heeft de HEERE recht op.

En dan kan je ook in vervolging en nood toch nog danken voor wat de HEERE wel geeft. Dat laat Paulus zien in 2 Kor. 9:8. Want de HEERE geeft overvloed, maar dan wel overvloed in die zin, dat je ontvangt alles wat je nódig hebt. Alles wat de HEERE op dat moment nodig voor jou acht. En wat is dan het doel? Dat zegt Paulus in datzelfde vers: dat we overvloedig kunnen zijn in elk goed werk.

Kijk, dan ben je rijk! Omdat je weet: ik heb wat de HEERE nodig acht. Ik weet dat de HEERE voor mij zorgt. Met Hem schiet ik nooit iets tekort. En krijg ik vooral alles wat ik nodig heb om overvloedig te zijn in elk goed werk. Om de HEERE te dienen op mijn plek. De Heere geeft immers genoeg.

En Paulus laat ook het geheim zien. Hoe het kan dat de HEERE zoveel geeft. In het Oude Testament zagen we dat de HEERE uit genade zijn volk verlost uit Egypte, het slavenhuis. En zijn volk uit genade brengt naar het beloofde land. In het Nieuwe Testament mogen we daarvan de vervulling zien. Dat Jezus Christus ons komt redden, uit het slavenhuis van de satan. Jezus Christus, die rijk was en alles bezat. Maar Hij is arm geworden omwille van ons. Opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden.

Jezus Christus is arm geworden, omwille van ons. Arm, omdat Hij alles moest afstaan. Ja zelfs om zijn kleding werd gedobbeld, wie dat kledingstuk mocht hebben. Naakt en te schande is Jezus Christus geworden, voor u en jou en mij. Om ons met rijkdom, genade en vrede te overladen.

Door Jezus Christus ontvangen we meer dan genoeg, in alle opzichten. En mogen we in geloof weten: Hij geeft alles wat ik nodig heb, dag bij dag.

Zo mag u de Heere Jezus kennen. En zo mag u Hem ook kennen in de omgang met uw bezit. Zodat we uit dankbaarheid leren uitdelen van alles wat we ontvangen. Door Jezus Christus mogen en kunnen we danken en dankbaar leven. Door Jezus Christus kunnen we aan deze opdracht voldoen: Vereer de Heere met je bezit. Amen.

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.