Ga naar de inhoud

Preek Hebreeën 12:14-15

De Hebreeënschrijver geeft een heldere en krachtige oproep : jaag de vrede na met allen en de heiliging. Stel dat op de eerste plaats in je leven. Als je dat doet, dan rust daar rijke zegen op in de gemeente. Maar als je vrede en heiliging niet najaagt, dan komen er grote problemen. In de gemeente, in je eigen leven. Het tegenovergestelde van vrede en heiliging dus. Dat is gevaarlijk, het leidt uiteindelijk tot afval van God. Maar wie volhardt , die mag God zien. Een rijke belofte! Een belofte om het mee vol te houden.

Dit is de vierde en laatste preek van de serie.

Liturgie
Psalm 93:1,3
Psalm 15:1,2,3,4 (na wet)
Psalm 101:1,2,3,4 (na Schriftlezing)
Psalm 133:1,3 (na preek)
Psalm 138:1 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 26b:5

Schriftlezing Deut. 29:16-20, Mat. 5:8-9, Hebr. 12:12-17
Tekst Hebr. 12:14-15

Preek Hebr. 12:14-15
Door ds. C. Koster

Jaag als geloofsrenners vrede en heiliging na

  1. Dan bloeit de gemeente op
  2. Wordt afval voorkomen
  3. En mag je uiteindelijk God zien

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Het stellen van prioriteiten is heel erg belangrijk. Dat je bepaalt wat je eerst gaat doen en wat daarna. Dat je kiest waar het meeste aandacht naar uit gaat, wat je het belangrijkste vindt. In allerlei verschillende situaties moet je dat steeds weer doen. Op school, in je opleiding, in het bedrijfsleven, ook in uw persoonlijk leven. Het is belangrijk om na te denken over je prioriteiten. Want er zijn heel veel dingen die aandacht van u en jou vragen. Dan moet je toch weten wat je als eerste gaat doen. Wat heeft prioriteit? Wat vind je nu het belangrijkste? Laat ik een voorbeeld nemen uit het persoonlijk leven. Je kan bijvoorbeeld zeggen: Bijbellezen is heel erg goed, want in de Bijbel leer ik de Heere kennen en word ik gevoed in mijn geloof. Maar heeft Bijbellezen ook echt prioriteit? Doet u het ook daadwerkelijk? Krijgt dat echt de eerste aandacht die het nodig heeft?

Geliefde broeder en zusters, in Hebreeën twaalf gaat het over het stellen van prioriteiten. U weet wel, in Hebr. 12 wordt gesproken over de renbaan van het geloof. Dat wij als gelovigen als het ware op die renbaan van het geloof aan het rennen zijn. Dat betekent, dat we ons inspannen in de dienst aan God. En in dat rennen moeten wij als geloofsrenners prioriteiten hebben: waar ligt onze prioriteit? Wat is belangrijk, als christen en in de gemeente van Jezus Christus? De schrijver laat zien wat prioriteit moet hebben. Kijkt u maar in vers 14, daar staat: jaag de vrede na met allen, en de heiliging. Dat is de opdracht die al onze aandacht moet hebben. Jaag de vrede na met allen en de heiliging.

Jagen, staat er. Najagen. Wat betekent dat? Het betekent dat je letterlijk ergens achterna zit. Dat je iets wilt vangen. Iets te pakken wilt krijgen. Dat je met alle concentratie en inspanning iets najaagt. Je kan bijvoorbeeld jagen op dieren. Maar je kan denken aan een politieagent die een boef of een dief achterna zit. Soms met heel veel vaart en snelheid, soms heel voorzichtig, sluipend. Maar alles is er op gericht: ik wil die dief vangen, ik wil hem pakken. Nu, met die kracht, met die inspanning moet u dit lezen: najagen van de vrede en de heiliging.  Een hele ernstige opdracht dus. Het vraagt al uw energie. Al uw aandacht. Vrede en de heiliging.

Allereerst dat eerste woord: het najagen van vrede met allen. Hoe doe je dat? Wat is dat? Die vrede, geliefden, waar hier over gesproken wordt, dat is de vrede van de Heere Jezus Christus. Dat het goed is in de gemeente. Dat je heel bent, dat je je veilig voelt. Dat je je thuis voelt. Die opdracht komen we vaker tegen in de Bijbel. Er staat bijv. in Rom. 12: “Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met allen.” En Rom. 14, daar komen we datzelfde woord jagen tegen: laten we najagen wat de vrede en de onderlinge opbouw bevordert.

Vrede. Niet ruzie, niet onmin, nee: vrede! En in vers 14 staat dan: met allen. Dan gaat het allereerst over de gemeente van Jezus Christus, dat je daar met allen vrede hebt. Maar tegelijk is het ook breder: dat die vrede van Boven je leven ook kenmerkt. Dus dat je in de maatschappij, op school, op je werk ook niet iemand bent die steeds uit is op eigen gelijk, op ruzie. Maar dat je probeert de vrede te bewaren. En de gemeente is dan de oefenplaats. De plek waar iets van die vrede nu al zichtbaar mag worden. Een vrede, die dan ten diepste de vrede van de toekomst is, die de Heere Jezus straks op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde volmaakt wil geven. Daarvan mag je nu al iets proeven in de gemeente. Zodat je ziet wat het is om nu al bij Christus te horen en zijn vrede te ontvangen. En dat je steeds meer gaat verlangen naar de volmaakte vrede straks. En die vrede nu al wil verspreiden om je heen. Dat is de opdracht voor u en jou. U moet dus niet denken: een opdracht voor de ander. Nee, dat staat hier niet. Hier staat niet: uw broeder of zuster moet de vrede met u bewaren. Nee, u zelf heeft de opdracht om de vrede te bewaren met anderen. Voor zover het aan u ligt, zegt Rom. 12 er ook bij. Je kan onvrede of ruzie niet altijd voorkomen. Als een ander op ruzie uit is, dan kan je niet altijd de vrede bewaren. Maar voor zover het aan u en jouzelf ligt: de vrede najagen. Dat is het eerste: najagen van vrede.

Dan het tweede: ook de heiliging moet u najagen. Dat is de tweede prooi die u als het ware te pakken moet krijgen. Ook die heiliging! Wat is die heiliging dan? Dat is de heiliging van je leven. Dé heiliging, het staat er bewust met het lidwoord: dé heiliging. Dan spreek je over het dienen van de Heere in jouw leven. De Heere als de heilige God. En dat jouw leven een heilig leven mag zijn, zodat jouw leven past bij de Heere. Dat je dus heel concreet in je leven doet wat de Heere van je vraagt. Dat mensen aan u en jou kunnen zien: dat is een kind van de Heere. Hij of zij wijdt zijn leven aan de Heere. Ook dat mag en moet u najagen: de heiliging.

We lazen vanmorgen de geboden van de Heere. Heiliging is, als je die geboden van God hoort, dat je dan voor jezelf zegt: ik wil die geboden ook echt doen. Ik wil de Heere dienen, zoals Hij dat van mij vraagt. Dat hebben we ook gezongen in de Psalmen. Psalm 101 is vol met dat verlangen naar een heilig leven. En ik duld geen kwaad en zonde. Ik wil u dienen. Ik hoor bij u en bij uw volk.

Maar broeders en zuster, het is een hele scherpe en duidelijke opdracht. Najagen van vrede en heiliging. Maar nu vraagt u zich misschien af: hoe kan dat nu zo scherp hier staan, in Hebreeën 12. Waarom staat er zelfs: u moet dat doen, anders kunt u God niet zien. Dus als ik een keer ruzie heb, thuis of op het werk of met uw buren. Kan ik dan God niet zien? Of als ik in zonde val? Als ik mij schuldig weet voor de Heere, kan ik dan God niet zien? Moet ik het dan toch zelf verdienen om bij de Heere komen?

Broeders en zuster, als ik de vragen zo stel, dan voelt u wel aan dat dat niet de bedoeling is. Ook Hebr. 12 is het evangelie van de Heere. Verkondiging van zijn genade. Van zijn vrede. En dat is eigenlijk ook wat hier onder ligt. Als je de Heere Jezus Christus kent, broeders en zusters. Als je Hem gelooft en met Hem verbonden bent, dan ontvang je van Hem zijn vrede en zijn heiligheid. Sterker nog, de Heere Jezus Christus is zelf uw vrede en uw heiligheid. 1 Kor. 1:30 staat dat bijvoorbeeld, dat Hij onze heiliging is. Hij zelf heeft dat verdiend met zijn leven, lijden en sterven. Bij de Heere Jezus ontvang je dat alles! Ontvang je het uit zijn hand. Dat is genade! Ontvang de vrede en de heiliging. Het huis van God, zegt Hebr. 13:20, dat is het huis van de God van de vrede. Hij is de God van de vrede, dus Hij deelt ook die vrede uit in zijn huis. U hoeft die vrede niet zelf te maken of zelf te verdienen! Vrede en heiliging mag je ontvangen. Kijk, en als u dat ontvangt door geloof in Jezus Christus, dan kan het ook niet anders dan dat die rede en heiliging zichtbaar wordt in uw en jouw leven. Dat ga je zien. Dat werkt door in wie je bent en wat je doet en wat je zegt. En in wat je niet zegt. Vrede en heiliging die u zelf ontvangt van God en zijn Zoon Jezus Christus. En daarom ook zichtbaar wordt in uw gedrag.

Kijk, broeders en zusters, als we deze vrezen zo lezen, dan snapt u ook waarom die twee bij elkaar staan: vrede en heiliging. Waarom die naast elkaar en bij elkaar genoemd worden. Waarom dan? Nou, in Christus zijn ze beide één geheel. Vrede en heiliging geeft Hij beide aan u. Die twee zijn niet los verkrijgbaar, je kan ze niet uit elkaar halen. U ontvangt ze beide, en u laat ze ook beide zien. Het kan niet zo zijn dat je de lieve vrede bewaart in de gemeente of met anderen, terwijl je de zonde maar laat gaat, ten koste dus van de heiliging. Het kan ook niet zo zijn dat je de heilging nastreeft op zo’n manier, dat het ten koste gaat van de vrede. Dus de heiliging zal dienstbaar moeten zijn aan de vrede in de gemeente en andersom. Die twee gaan samen. En als je daar over nadenkt, dan is dat natuurlijk ook niet vreemd. Want op zoveel plekken in de Bijbel komen we vrede en heiliging ook samen tegen. Denkt u aan de samenvatting van de wet, zoals de Heere Jezus dat zegt in Mat. 22:37-40, daar zegt de Heere Jezus het zelf. God liefhebben boven alles, dat is de heiliging. En de naaste als uzelf, dat is de vrede. En denkt u aan de zaligsprekingen, wat we net gelezen hebben, Mat. 5:8-9: zalig zijn de reinen van hart, dat is de heiliging. Zij zullen God zien. En direct daar achterna: zalig zijn de vredestichters, die de vrede bewaren. Zij zullen kinderen van God genoemd worden. Die horen bij elkaar. Vrede en heiliging. Kijk, en daarom kan de Hebreeënschrijver dat gewoon zo zeggen: u moet vrede en heiliging beide najagen. Met alle inspanning.

Broeders en zusters, hoe is dat voor u, hoe is dat voor jou? Doe je dat ook? Heeft dat ook prioriteit? Uw eerste aandacht? Dat je de Heere toegewijd bent, dat je Hem liefhebt en dient naar zijn geboden? En dat je tegelijk ook de vrede wilt bewaren met je naaste. Laat u die krachtige werking van God en van Christus en zijn Geest, laat u dat doorwerken in uw leven? En natuurlijk is dat dan niet volmaakt. Het leven als christen gaat met vallen en opstaan, het is een voortdurende strijd. Maar dat u het wel oprecht verlangt. Dat u het najaagt, met inspanning, met inzet. Dat u dat steeds voor ogen hebt. Bidt u daarom? Dat u de Heere vraagt: Heere, heilig mijn leven, geef mij een hart dat u wil dienen naar uw woord. Geef mij een hart dat zich inspant om ook de vrede te zoeken en het goede met mijn naaste voor te hebben? Juist in uw gebed mag uw verlangen ook blijken. Dat het najagen van vrede en heiliging uw prioriteit heeft. Als dat niet zo is, dan zegt vers 14 ook heel duidelijk wat dan het gevolg is. Dan zult u God niet zien. Dan roept de Heere u tot bekering. Denk na over je prioriteiten. Bekeer je. Zet de eerste dingen op de eerste plek.

Maar, broeders en zuster wat gebeurt er nu in de gemeente en in je persoonlijk leven, als je inderdaad niet die heiliging en die vrede op de eerste plek zet? Dat is het tweede gedeelte van de preek. Wat gebeurt er als je dat dan niet doet?

In vers 14 hebben we gezien die positieve oproep om vrede en heiliging na te jagen. Tegelijk is het najagen van de vrede en de heiliging ook heel belangrijk om iets te voorkomen. Ja, om grote problemen te voorkomen. En dat laat vers 15 zien. Als je niet de vrede en de heiliging najaagt in de gemeente van Christus, dan laat vers 15 zien dat twist en zonde als vanzelf boven komen. Vers 15 staat het volgende: “Zie erop toe dat niemand achteropraakt in de genade van God, en dat er geen enkele wortel van bitterheid opschiet en onrust veroorzaakt zodat daardoor velen bezoedeld worden.”

Dat toezien “zie er op toe” dat is een woord dat ook in 1 Petr. 5 wordt gebruikt voor ambtsdragers. Hou toezicht op de kudde van God. Zie toe op jezelf, op elkaar, dat je elkaar in de gaten houdt, elkaar helpt, voorthelpt in het dienen van de Heere. Nu, diezelfde opdracht die voor de ambtsdragers geldt, die wordt hier in Hebr. 12 aan heel de gemeente gegeven. Zie er op toe dat niemand achterop raakt. Dan gaat het natuurlijk over verschillende bevoegdheden. U als gemeentelid bent geen ouderling of diaken. Maar die roeping om toe te zien op elkaar en op uzelf die heeft u net zo goed. Je staat niet in je eentje in de gemeente van Jezus Christus. Nee, je bent verbonden met elkaar als broeders en zusters.

En dat merk je ook, als je lid bent van de kerk. Je kan het vaak best wel opmerken, bij jezelf of bij een ander, dat er iets aan de hand is. Dat er iemand inderdaad niet leeft in vrede, maar dat er ruzie of twist is. Een onverzoenlijke houding. Of dat iemand niet leeft in heiliging, maar dat er juist zonden zijn in iemand leven, en die hij of zij niet weg wil doen uit zijn leven. Bij jezelf en bij een ander kan je dat soms zien. En dat zegt vers 15: zie dan toe op elkaar. Help elkaar. Want, als je die vrede en die heiliging niet najaagt dan kan je achterop raken in de genade van God. De Heere geeft zo enorm veel. Maar als je de Heere niet gelooft, als je zijn Woord wel hoort, maar het niet aanneemt, dan raak je achterop. En dat is heel gevaarlijk. Want achterop raken, u kan zich wel indenken dat dat heel gevaarlijk is, broeders en zusters, jongens en meisjes. Denkt u nog eens aan die renners van de eerste verzen uit Hebr. 12. Wij als gelovigen zijn die groep renners. Als gelovige ben je aan het rennen, onderweg naar de finish, waar je de Heere dan uiteindelijk mag ontmoeten. Maar als je dan achterop raakt, doordat je bijvoorbeeld moe wordt en je het niet meer zo goed kan volhouden, wat gebeurt er dan? Dan raak je achteraan de groep. En nog weer later raak je los van de groep. Die groep gaat dan verder vooruit, maar jij blijft steeds verder achter. En uiteindelijk is die groep dan helemaal uit het zicht en ben je zo ver afgezakt dat je de groep niet meer ziet. En dan is het grote gevaar dat je vervolgens afhaakt. Misschien herkent u dat wel in uw eigen leven. In jouw eigen leven. Dat er elementen van dat proces al zichtbaar zijn. Misschien zichtbaar voor anderen. Misschien alleen nog maar zichtbaar voor jezelf. Maar dat je wel merkt: ik raak achterop. Ik raak bij de Heere vandaan. Ik raak bij zijn gemeente vandaan. Dat is heel gevaarlijk, want achterop raken en afhaken, dat zijn wel twee verschillende dingen, maar die liggen vaak wel in het verlengde van elkaar. Kijk, en dan zegt de Hebreeënschrijver: wat moet je dan doen als je merkt dat je achterop raakt? Dan moet je dat geestelijk tekort aanvullen! Zorg dan dat je nieuwe energie krijgt. Ga naar de Heere toe. En naar zijn Woord. Roep Hem aan in gebed, bid om zijn kracht, bid om vernieuwing, bid om bekering. Dat je weer najaagt, niet achterop raakt, maar najaagt de vrede en de heiliging. Een toegewijd leven voor de Heere. Dat je die toewijding weer mag ontvangen uit zijn hand. Dat je zo weer aan de slag mag gaan, in je leven, in de gemeente, in de maatschappij.

In vers 15 staat er dan nog een waarschuwing bij. Niet alleen dat achterop raken. Er wordt ook gesproken over die wortel van bitterheid. In vers 15 staat dat er geen wortel van bitterheid opkomt. Die wortel van bitterheid, dat kunnen we goed begrijpen als we Deut. 29 even in ons achterhoofd houden. Daar geeft Mozes namelijk diezelfde waarschuwing aan het volk Israel. En met die wortel wordt bedoeld door Mozes en ook hier in Hebr. 12 dat het om een gemeentelid gaat. Een broeder of zuster in de Heere, in het volk Israël toen of in de gemeente van Jezus Christus vandaag. Dat kunt u zelf dus zijn, als u dat van uzelf weet. Of een ander in de gemeente. En wat is dat dan voor persoon? Dat is iemand die eigenlijk van de Heere afvalt. Die de Heere niet meer dient. Die zich verzet tegen het evangelie, die niet meer gelooft. En ook dat hoeft niet perse zichtbaar te zijn. Maar het zal later wel zichtbaar worden in je daden en in je gedrag. Kijk, Mozes en de Hebreeënschrijver geven dan aan: dat kan echt niet! Dat mag niet zo zijn in de gemeente van de Heere. Dat kan je niet accepteren. Daar kan je geen vrede mee hebben. Waarom dan niet? Nou, omdat diegene de Heere niet dient. Mozes noemt dat letterlijk: afgoden dienen, de goden van de landen rondom. In het Nieuwe Testament kan je dan denken aan mensen die de Heere niet van harte liefhebben. Mensen die hun eigen leven leiden, maar zich niet aan God of zijn Woord storen. Dat is ook een afgod. Dat je de Heere niet op de eerste plek hebt. Dat je je eigen dingen doet. Maar in de gemeente van Christus kan en mag dat niet. Het is een groot gevaar als je niet naar God luistert, maar je eigen wil volgt. Want dan verlies je God, dan haak je af, en dan bereik je de finish niet.

En dat is dus niet alleen een gevaar voor diegene zelf, zegt vers 15. Maar ook een gevaar voor zijn omgeving. Dan kan je anderen bezoedelen, staat er. Dan kan je onrust veroorzaken, staat er. En let u dan even op die twee woorden, broeder en zusters. Onrust en bezoedelen. Als je die twee woorden naast vers 14 legt, dan zie je dat dat eigenlijk het tegenbeeld is van vrede en heiliging. Als je die vrede en heiliging niet najaagt, dan komt er dus het tegenovergestelde. Geen vrede, maar onrust in de gemeente, ruzies, twist, verwijdering, partijvorming. En geen heiliging, maar bezoedeling, dus dat anderen ook worden meegenomen in dat proces van afval van de Heere. En dat ook anderen de Heere gaan kwijtraken.

Je kan je daar ook wel iets bij voorstellen. Als iemand in de gemeente bijvoorbeeld ruzie maakt en niet op zijn houding aanspreekbaar wil zijn, maar onverzoenlijk blijft. Ja, dat valt dan op in de gemeente. Dat geeft irritatie bij anderen. Dat geeft verwijdering, dat geeft boosheid: “hoe kan dat nou dat die broeder of zuster zo is.” En dat kan vervolgens weer partijvorming geven in de gemeente. En dan gaat men misschien wel zeggen: “en de kerkenraad dan, doet die er niks aan?” En de volgende stap is dan: “ja, als dat voor hem of haar niet zo uitmaakt, dan steekt het voor mij ook niet zo nauw.” En zo komt daar dan een proces op gang waarmee niet slechts één gemeentelid bij de Heere vandaan raakt, maar waarom ook andere gemeenteleden in mee gesleurd worden, als de Heere dat niet verhoedt. En u ziet, gemeente, dan is die opdracht om de vrede en de heiliging na te jagen mijlenver uit zicht.

Maar broeders en zusters, dit alles wordt ons juist gezegd en verteld om de ernst er van te laten zien. Om ons te waarschuwen: ga die kant niet op. Voorkom dat u van de Heere afvalt. Jaag vrede en heiliging na, want dan blijf je dicht bij Christus. Dan laat je zien dat je alles van Hem ontvangt. En dat je dat ook laat doorwerken in je eigen leven. En de Heere wil dat ook extra aansporen door zijn rijke zegen te geven. Dat is het slot van vers 14b en dat is ook het derde gedeelte van de preek.

In vers 14b staat: als je niet die vrede en heiliging najaagt, dan zal je God niet zien. Dat is negatief geformuleerd, je zal God niet zien. Dat is heel duidelijk een waarschuwing, die tot ons komt in deze twee tekstverzen. Een hele scherpe, duidelijke oproep. Maar tegelijk zit daar ook een grote, machtige belofte in. Als je in verbondenheid met de Heere de vrede en heiliging wel najaagt, dan mag u God namelijk zien, broeders en zuster. Dan mag u God zien, dat is de belofte. Als je door geloof verbonden bent met de Heere Jezus, dan ontvang je zijn rijke zegen. De Heere Jezus, die zelf onze heiliging en onze vrede is. Die alles verdiend heeft en alles uitdeelt, uit genade, om niet. Als je die opdracht ontvangt uit zijn hand, in je hart en in je daden, dan mag je God zien. Als je sterft, als Christus terug komt, dan mag je de Heere ontmoeten. Dan zal Hij je tot zich roepen. Dan mag je Hem zien van aangezicht tot aangezicht. Dan zal de Heere jou kennen en dan mag je de Heere ook kennen zoals je gekend wordt. En dan mag je zijn zoals Hij, in zijn heiligheid en volmaaktheid en heerlijkheid. En als je God ziet, dan ben je dus in zijn nabijheid. En in zijn nabijheid is alles volmaakt. Ook de vrede. En ook die heiligheid, die u hier op aarde mag najagen. Die zal dan volkomen zijn, zonder zonde, zonder gebrek, zonder twist of ruzie of ook maar iets onheiligs. Het zal  helemaal volmaakt zijn. Als je God mag zien, dan is alles goed. Een grote vreugde en blijdschap.

En eigenlijk is er dan dubbele blijdschap, omdat je het samen mag ontvangen. Als je nu toeziet op elkaar en elkaar helpt in die wedloop, en samen dan de finish mag halen, dan heb je dubbele vreugde. Dat je samen God mag zien. Als broeders en zusters, als gezin, als man en vrouw, als volk van de Heere. Dan mag je God ontmoeten. Wat een heerlijk vooruitzicht.

Broeders en zusters, laat die belofte dan juist ook voor u en jou een extra reden mogen zijn om nu in dit leven toe te zien op elkaar en na te jagen de vrede en de heiliging. Want dan mag zijn vrede nu al heerlijk aanwezig zijn in uw en jouw leven. En waar zijn vrede regeert, daar kom je als christen en als gemeente tot bloei. Dan is daar vrede en heiliging. Dan geeft de Heere dat. Maar waar zijn vrede niet regeert en de zon van zijn genade weg gaat, daar verkilt  het en daar verbittert het. En daar komt het niet tot bloei.

Broeders en zusters, wat is er wat dat betreft hier op aarde veel gebrek. Wat kan er ook een gemis zijn. Zoveel gebrokenheid als er is. Dat er tegen wil en dank, tegen je bidden in, toch onvrede kan zijn of moeite of zonde, waar je in valt, terwijl je het niet wil. Verlangt u er dan naar om God te mogen zien? Dat al die onvolkomenheid weggenomen wordt. Weet, broeders en zusters, dat die heerlijke toekomst komt. En dat al die onvrede hier op aarde, en al die onheiligheid en zonde dan echt, definitief beëindigd wordt. Als de Heere terugkomt, dan zal dat alle weggenomen worden. Daarom, let op uzelf, geliefden. En jaag die vrede en de heiliging na, dan mag u weten: ik zal God zien.

Amen

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.