Ga naar de inhoud

Preek Richteren 2:1-5

Richteren is een bijzonder Bijbelboek. Het vertelt ons over de trouw van de Heere, die door alle ontrouw van Gods volk heen breekt en doorgaat naar een toekomst van vrede en genade. De eerste preek van een serie preken over Richteren.

Liturgie
Psalm 18:1,2
Psalm 111:3,4 (na wet)
Psalm 78:15,16 (na Schriftlezing)
Psalm 108:2,4 (na preek)
Psalm 111:3,4 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 34:3

Schriftlezing Ex. 34:10-16; Richteren 1:21-36
Tekst Richteren 2:1-5

Preek Richteren 2:1-5
Door ds. C. Koster

De oordeelswoorden van de Heere in Bochim geven inkeer bij Gods volk
1. De trouw van God onderweg naar het beloofde land
2. De ontrouw van Gods volk in het beloofde land

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Raakt u als christen wel eens teleurgesteld? Dat je bepaalde verwachtingen had, van iets of iemand. Maar dat die verwachtingen niet zijn uitgekomen.

Bijvoorbeeld van kerkleden of andere christenen om u heen. Dat je iets is overkomen door een ander, wat je van hem of haar als christen echt niet had gedacht. En dat u bezoek of meeleven had verwacht van een gemeentelid of ambtsdrager. Maar dat dat niet gebeurde.

Of dat je teleurgesteld bent in jezelf, dat kan ook. Dat je streed tegen deze of die zonde. Dat je je best doet om te groeien. Dat je goede voornemens hebt. Maar het lukt je niet. Je komt niet verder. En teleurstelling neemt de overhand. En wat overblijft is de kater. Het gevoel van onbehagen.

En als dat te lang duurt, dan kan zomaar die teleurstelling uitgroeien tot verbittering. En verbittering doorwerken in ongeloof, onvrede, opstand tegenover de Heere, zijn kerk, of andere kerkleden.

En in dat alles leeft dan misschien zelfs wel teleurstelling richting de Heere zelf. Misschien geef je het zelf niet toe, of durf je het niet uit te spreken. Maar dat dit eigenlijk op de bodem van je hart leeft: teleurstelling in God. Hoe kan God dit nou toelaten in mijn leven. Hoe kan God dit nu laten gebeuren in het leven van hem of haar. Waarom geeft de Heere mij dit of dat niet, wat ik zo graag en zo lang al verlang.

Nu, eigenlijk is het Bijbelboek Richteren een boek van één en al teleurstelling. Allereerst de Heere zelf, Hij heeft alle reden om toornig, boos te worden op zijn volk. Keer op keer. Om te zeggen: Wat jullie nu doen, Israël, dat is niet goed. Dat past niet bij het verbond, wat is gesloten tussen Mij en u. En het boek spreekt ook over mensen die elkaar teleurstellen. Kinderen van God, mannen en vrouwen van Gods volk, maar die elkaar beschadigen.

Het is echt verschrikkelijk, als je Richteren leest. Het gaat over interne oorlogen, grove seksuele zonden, losbandigheid, stammen die elkaar niet helpen, maar integendeel elkaar uitroeien, leiders van het volk die zelf misstappen doen, over laffe mannen, en sluwe vrouwen. Te veel om op te noemen. Leest u het Bijbelboek Richteren maar eens door, alles wat slecht is kom je er wel in tegen. Steeds weer zie je hoe door en door slecht en trouweloos het volk van God handelt. Keer op keer. Alle reden voor Israëlieten om teleurgesteld te raken in elkaar. Een zootje ongeregeld.

De kinderen van de gemeente weten wel wat een refrein is. Als je in een liedje een aantal regels hebt die op verschillende momenten in het liedje terugkomen, dan noem je dat een refrein. Het refrein wordt steeds herhaald. Nou, zo kan je in het Bijbelboek Richteren ook een refrein ontdekken.

Steeds zie je, dat Gods volk opnieuw de Heere verlaat en andere goden achterna loopt. De Heere stuurt dan een vijandig volk, om Israël te straffen, zodat het volk uiteindelijk tot inkeer komt. Dan zendt de Heere richters, om het volk te verlossen van de onderdrukking. Om vervolgens na een periode van rust weer tot afgoderij te vervallen. Dit is eigenlijk het refrein wat we steeds in Richteren weer tegenkomen.

En hoe verder je het Bijbelboek leest, hoe erger het wordt. Het gaat van kwaad tot erger. Steeds dieper gaat de goddeloosheid en de afgoderij.

Maar waarom zit dit Bijbelboek dan in de Bijbel? Is het wel verantwoord om zulke zondige geschiedenissen wel te lezen? Hoe kan je over Richteren dan preken? U begrijpt wel gemeente, dat dat zeker wel kan.

Want het Bijbelboek Richteren is eigenlijk ook een heerlijk boek. Het gaat namelijk niet alleen over de trouweloosheid en zonden van Israël. Het gaat ook over de trouw van God. Dat God niet laat varen het werk van zijn handen. Het Bijbelboek Richteren laat zien dat de kracht van God overwint. Dat het evangelie zegeviert. Dat God met zijn genade doorwerkt en verder gaat.

Niet vanwege het volk. Niet dankzij het volk. Nee, maar vanwege God, die trouw en genadig is en zo ook handelt, omdat Hij dat wil.

Ik hoop een serie preken over dit Bijbelboek te houden. Waarin u zult zien dat deze twee lijnen steeds weer duidelijk naar voren komen. De ontrouw van het volk Israël, tegenover de trouw van God.

En als we dan naar onze tekstverzen van vandaag kijken, dan lezen wij bijzondere tekstverzen. Want hier is het de Heere zelf die spreekt tot zijn volk.

In onze tekstverzen wordt geschreven over een volksvergadering. Dat is een gebeurtenis, dat heel het volk Israël bij elkaar was. Bij welke gelegenheid dat precies was, dat staat er niet bij. Misschien was het één van de grote feesten van de Israëlieten. En dan verschijnt daar aan het volk Israël een engel van de HEERE.

Hoe die engel er precies heeft uitgezien weten we niet, misschien kwam hij gewoon in de gestalte van een mens, net zoals de HEERE zelf met twee engelen ook verschenen was aan Abraham, lang daarvoor. Maar in ieder geval was het wel duidelijk voor de mensen dat het een engel van de HEERE was. En deze engel van de HEERE brengt de woorden van de HEERE zelf over aan het volk.

Nu moeten we er allereerst even op letten wat er bij staat. Die engel van de HEERE komt van Gilgal naar Bochim. En u begrijpt wel, dat het hier niet alleen maar om een plaats gaat, om aan te geven waar de engel precies is geweest. Deze twee steden hebben alles te maken met wat deze engel wil zeggen. Hij komt van Gilgal en is nu aanwezig bij die volksvergadering in Bochim

Waarom komt hij bij Gilgal vandaan? Nu, wat was er in het verleden gebeurd in Gilgal?

De HEERE had zijn volk verlost uit Egypte, dat slavenhuis. En de HEERE had toen gezegd: Ik zal jullie brengen naar het beloofde land. Dat is het land Kanaän. En daar is het volk Israël ook aangekomen. De Heere heeft zijn belofte vervuld, Hij doet wat Hij zegt. Maar dat ging niet zomaar. Er was heel wat voor nodig geweest, om Israël daar in Kanaän te brengen. Hoe vaak waren de Israëlieten niet opstandig en ongelovig geweest. Ze hadden een groot afgodsbeeld gemaakt, het gouden kalf. Ze vertrouwden niet op de Heere, toen ze Kanaän in mochten gaan. Toen moesten veertig jaren zwerven door de woestijn. Keer op keer mopperden ze op Mozes en op de Heere. En ga zo maar door. Maar toch deed de Heere wat Hij had belooft. Ja, zegt de engel van de HEERE zelf ook in vers 1: “Ik heb het aan uw vaderen gezworen.” God zweert een eed, Hij is trouw aan zichzelf, Hij doet wat Hij zegt. Daardoor kwamen de Israëlieten aan de grens van Kanaän. En de Heere leidde zijn volk door de Jordaan, en zo kwamen ze in het beloofde land. God is trouw!

En in welke plaats komen ze dan allereerst, nog voordat ze Jericho veroveren? Dat is deze plaats, die de engel van de HEERE hier noemt in Richteren 2: Gilgal. In die plaats Gilgal kwam de omgang tussen God en zijn volk tot een hoogtepunt. U kunt het nalezen in Jozua 5. In Gilgal vernieuwt de Heere zijn verbond met de Israëlieten. Alle kinderen die het teken en zegel van het verbond nog niet hadden ontvangen, werden besneden. Het Paschafeest werd gevierd, waarin ze vierden en gedachten de uittocht uit Egypte. Die stad Gilgal spreekt boekdelen. Het gaat over vreugde in God, vanwege zijn grote daden. Het gaat over dankbaarheid, voor Gods genade.

En zo komt deze engel van de HEERE. Vanuit Gilgal, die prachtplaats. Naar Bochim. En Bochim, dat betekent letterlijk huilen, tranen, verdriet. Geen stad van vreugde, maar Tranendal. Stad van teleurstelling. Wat was er namelijk gebeurd? Waarom heet die plaats Bochim, Tranendal?

De stad wordt zo genoemd, omdat de Israëlieten het verbond met de HEERE hebben verbroken. De HEERE had zo duidelijk gezegd: u mag geen afspraken maken met de inwoners van dit land. Maar u moet de inwoners van Kanaän verwijderen uit het land. En hun altaren moet u afbreken. Hun afgodendienst moet u uitroeien. De HEERE had dat niet maar één keer gezegd, in de wetten komen we dit gebod zo vaak tegen. En voordat het volk Israël Kanaän introk heeft Mozes het nogmaals in het Bijbelboek Deuteronomium aan Israël gezegd. Het was het volk ingescherpt en op het hart gedrukt: wees een heilig volk, verwijder de andere volken uit dit land, samen met hun afgodendienst.

Hadden de Israëlieten dat gedaan? Nee, in hoofdstuk 1 hebben we er een stuk over gelezen. En ook in hoofdstuk 2 wordt daar nog meer over gezegd. Vele oorspronkelijke bewoners van het land Kanaän mochten er blijven wonen. De eredienst aan afgod Baäl mocht gewoon doorgaan.

De Israëlieten waren blijkbaar moe geworden van de strijd. Ze begonnen enthousiast aan de verovering van Kanaän. Maar het vuur doofde. En toen Jozua en zijn tijdgenoten waren overleden, werd het steeds minder. Ze vergaten de HEERE en zijn geboden. De Israëlieten dachten, die inwoners van het land Kanaän zijn sterk, laten we de strijd maar niet aangaan. En anderen dachten weer: als we ze in leven houden, maar dan gebruiken als slaven, dan hebben we goedkope werkkrachten. Gedachten, waar wij ons alles bij kunnen voorstellen. Maar het is niet goed. De HEERE had zo duidelijk gezegd: dat mag niet! Die volken moeten daar weg. Het is het land van de HEERE, en u bent het volk van de HEERE. Dat moet heilig zijn voor de HEERE. Vreemde goden mogen in dat land niet gediend worden. U mag geen vreemde goden dienen. Maar u mag ook niet toestaan dat die vreemde goden door andere volken in uw land gediend worden. Wees moedig en sterk, had de HEERE nog zo tegen Jozua gezegd!

Maar Israël doet niet, wat God van hen vroeg. Ze verbreken daardoor het verbond. Ze waren ongehoorzaam. Dat zegt de HEERE zelf via deze engel van de HEERE, vers 2: “U bent Mijn stem echter niet gehoorzaam geweest.”

En dan komt daar zo sterk en scherp achteraan: “Waarom heb u dit gedaan?” Was er enige reden, dat u Mij hebt verlaten? De HEERE heeft van zijn kant juist alles gedaan, wat Hij beloofde. Gods volk uit Egypte geleid. Droogvoets door de Schelfzee, terwijl de Farao en zijn leger verging. De HEERE voedde zijn volk met manna, gaf hen water uit de rots. De krachtige arm van de HEERE is zo duidelijk openbaar geworden aan hen.

Als ze er aan twijfelden of ze wel tegen een overmacht van mensen en krachten konden overwinnen, dan moesten ze denken aan de geschiedenis. Hoe de HEERE hen met zoveel kracht verlost had tegenover vijanden, die zoveel sterker waren dan zij. Waarom hebt u dit gedaan? Waarom gelooft u niet? Waarom gehoorzaamt u niet?

Een vraag waar zoveel teleurstelling in doorklinkt, ja meer nog, waar het volk ter verantwoording wordt geroepen. Waarin het zinloze, het onredelijke, het onbegrijpelijke zichtbaar wordt. Waarom dwaalt u af, waarom gaat u eigen wegen? Waarom verwerpt u uw Verlosser en loopt uw gevaar voor uw ziel?

En hoe reageert de HEERE dan? Wat doet de HEERE, als antwoord op de ontrouw van het volk Israël? Daarover in het tweede gedeelte van de preek.

De HEERE zegt heel duidelijk en scherp: als u het verbond niet houdt, dan stop ik er ook mee. U doet niet wat u belooft hebt. Dan doe ook Ik niet wat Ik belooft heb.

De HEERE had belooft dat Hij al de volken weg zal drijven voor de Israëlieten. Zodat het land Kanaän echt helemaal van de Israëlieten zou zijn. En zodat ze de rust mochten ontvangen, de rust van het beloofde land. Maar nu zegt de HEERE: Ik doe het niet meer. “Ik zal hen niet van voor uw ogen verdrijven!”

Ze zullen er blijven, in het land Kanaän. En dat is niet een mooi vooruitzicht. Want de HEERE zegt daar meteen bij, dat het ook tot een valstrik, ja tot een val zal zijn voor het volk Israël. “Zij zullen u tot prikkels in uw zijden zijn, en hun goden zullen u tot een valstrik zijn.” Die volken met hun afgodendienst zal een grote verleiding zijn voor het volk Israël, om ook die afgoden te dienen. En dat zal ook gebeuren, dat ze de HEERE vaarwel zeggen en de Baäl volgen. Zodat de Israëlieten ten val komen en Gods toorn wordt opgewekt.

De HEERE straft de zonde van het volk Israël op een bijzondere manier. Hun eigen zondige nalatigheid, door die volken niet te verwijderen en de afgodendienst toe te staan. Dat wordt ook hun eigen straf: ze zullen door die afgodendienst verleid worden. Je ontvangt Gods straf in je eigen zonden. En dat is vandaag eigenlijk niet anders. Als je de zonde in je leven niet echt bestrijdt en ontvlucht, dan wordt je uiteindelijk slaaf van die zonde.

Hierin leren we een belangrijke les over het verbond, over Gods beloften en zijn eisen. Gods beloften zijn nooit vanzelfsprekend. Als de HEERE iets belooft, dan moet je het wel in geloof ontvangen en Hem gehoorzamen. Anders gaan Gods beloften niet in vervulling. Niemand is automatisch behouden. Niemand is vanzelfsprekend gered. Altijd is het noodzakelijk om te geloven en je te bekeren. Geloof en bekering, dat eist de HEERE. Geloof in Gods woord en zijn beloften. En bekering, door het wegdoen van de zonden en het gehoorzamen van Gods wil. Geloof en bekering. Als dat er niet is, dan is er ook geen redding.

Maar het is dan zo bijzonder om te zien in onze tekstverzen, dat de genade en de trouw van God voorop staan. Want God zegt inderdaad heel scherp tegen Israël: als u van uw kant niet doet, wat u moet doen, dan doe Ik het ook niet meer. Maar de HEERE stopt niet met het verbond! Dat had de HEERE kunnen zeggen. De HEERE had zijn volk ook weer uit het land Kanaän kunnen werpen. Daar heeft de HEERE recht toe. Maar de HEERE doet dat niet, Hij wil dat niet. De HEERE gaat door, want Hij is wél trouw, en genadig, en barmhartig, en goedertieren.

Hij neemt redenen uit zichzelf, om toch genadig te zijn en geduld te oefenen. En zo zijn verbond voort te zetten.

En dat geduld, die genade, die wordt hier zichtbaar. De HEERE zendt zijn engel. Hij komt met zijn Woord. Hij straft zijn volk, Hij roept zijn volk ter verantwoording. Maar dat doet de HEERE, juist omdat Hij verder wil met zijn volk. Hij wil hen roepen tot bekering. Ja, Hij geeft hen door de kracht van zijn Woord bekering. Zodat ze hun dwaasheid en ongeloof inzien. En terugkeren op de weg die God hen wijst.

En de HEERE geeft ze straf, door die volken, die door de schuld van Israël zelf niet uit het land Kanaän verwijderd waren, daar ook te laten blijven. Maar de HEERE blijft wel de God van zijn volk. En het volk blijft wel het volk van de HEERE. Ze mogen in de land blijven wonen en daar de HEERE blijven dienen.

En als de engel van de HEERE dit oordeel heeft uitgesproken, waarin straf en geduld zichtbaar wordt. Dan is daar ook bekering. Het volk begint luid te huilen. Ze barsten in tranen uit. Dat is zo duidelijk en zo ingrijpend, dat ze die laats noemen: Bochim, Huilen, Tranendal.

En ze brengen offers aan de HEERE, om hun schuld te belijden en verzoening te zoeken met God. Geloof en bekering. Een goede, gelovige reactie als God hen straft om hun ongelovig, zondig handelen.

Maar toch zal dat geloof en die bekering ook echt moeten blijken en doorwerken. Verwijderen ze die vreemde volken alsnog uit het land Kanaän? Weten ze zich gewaarschuwd en blijven ze ver weg van de afgodendienst? Want het moet niet bij tranen blijven. Ze moeten ook daden tonen die passen bij hun berouw en bekering. Maar dat blijkt zo moeilijk voor het volk Israël. Zo vaak zal juist in dit Bijbelboek Richteren blijken, dat het volk Israël zo zwak is. We zien hier al vanaf het begin van Richteren, hoe diep de zonde ingebakken zit in hun hart. En niet alleen in hun hart, moeten we zeggen. Deze zonde zit ook in ons hart. In dit Bijbelboek Richteren leren leert u ook uzelf kennen, broeders en zusters. U ziet hier hoe sterk die neiging is tot ongehoorzaamheid en ongeloof, ook in uw en jouw hart. En hoe grondig de HEERE moet ingrijpen, moet vernieuwen, moet herstellen, om dat harde hart om te buigen tot liefdedienst uit dankbaarheid.

Een verbondsvernieuwing bij Gilgal en een Tranendal in Bochim is niet genoeg. Er moet een echt en nieuw verbond komen, een verbond dat krachtiger is. Een verbond, dat niet gegrond is op het bloed van een Paaslam. Maar een verbond, dat gegrond is op het bloed van Jezus Christus. Hij, Gods eigen Zoon, door God gestuurd als het Lam van God, dat de zonde van de wereld zal wegnemen. Het Lam, dat geslacht is, om al uw zonden te betalen. Jezus Christus moest komen. Om zijn leven te geven, als zoenoffer voor de zonden. Door zijn bloed heeft het nieuwe verbond eeuwig rechtskracht. Zo sprak Jezus Christus zelf ook, Hij heeft immers gezegd bij de instelling van het Avondmaal: “Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed.” (1 Kor. 11)

En door zijn offer stortte Hij ook zijn Geest uit op zijn volk. Reinigt Hij harten als nooit te voren. Vernieuwt Hij diep van binnen. En verandert Hij mensen, zodat ze naar het beeld van Christus gaan wandelen.

En dan zullen niet al onze teleurstellingen verdwijnen, nee, helaas niet. Moeite, strijd en teleurstellingen, ze zullen blijven. En met vragen en verdriet zal een christen blijven worstelen. Maar dat is niet het enige. Want dat andere mag er ook zijn. Dat is misschien niet altijd zo duidelijk zichtbaar voor iedereen. Maar het gebeurt!

Dat er spijt wordt betuigt. Dat excuses worden aangeboden en ontvangen. Dat je verder komt in de strijd tegen je eigen zonden, waar je voorheen keer op keer struikelde en viel. En dat er zo verzoening en vrede mag komen tussen broeders en zusters, waar eerst strijd en verwijdering was.

Dan is dat Gods werk, Gods genade, zijn kracht die openbaar wordt. De HEERE wil door zijn Geest die berouw en bekering bewerken. Zodat er inkeer mag zijn en terugkeer tot God. Vrede met God en vrede tussen de mensen. Jaag dat na, gemeente. Opdat ook in uw leven Gods trouw mag blijken En overwinnen. Amen.

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.