Ga naar de inhoud

Preek Zondag 11 HC

Hij heet niet alleen Jezus. Hij ís Jezus: Verlosser! De kern van het evangelie zit al in zijn eigen naam. Onze Heere Jezus Christus is naar de aarde gekomen om zijn volk te verlossen! Waarvan? Van zonden! En daardoor ook van alle ellende. Een preek over Zondag 11.

Preek Zondag 11
Door ds. C. Koster

Liturgie
Psalm 62:3,4
Psalm 115:3,5 (na wet)
Psalm 72:1,2 (na Schriftlezing)
Psalm 146:2,3 (na preek)
Psalm 115:5 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 14:1,2

Schriftlezing Luc. 1:26-38; 46-56
Tekst Zondag 11 HC

De Zoon van God is Jezus, Verlosser
1. Hij verlost van zonde
2. Hij verlost totaal
3. Hij alleen verlost

Preek
Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Zondag 11 is de eerste van maar liefst 9 zondagen, waarin de kerk haar belijdenis doet over de Heere Jezus Christus. Wij geloven in Jezus Christus, Gods enig geboren Zoon, onze Heere. En de kinderen van de gemeente weten wel, dat Jezus de roepnaam is van de Zoon van God. Zo heette Hij, toen Jezus Christus op aarde was. Zo sprak men Hem aan: Jezus, Zoon van God, heb medelijden met mij. En jullie weten ook wel, dat elke roepnaam een betekenis heeft. Jonathan betekent bijvoorbeeld geschenk van God. En Johanna betekent bijvoorbeeld God is genadig. En zo heeft elke naam zijn eigen betekenis. Vraag het thuis maar eens aan je ouders, wat de betekenis is van jouw eigen naam. Zo heeft de naam Jezus ook een betekenis. Jezus betekent Verlosser.

En het mooie aan deze Zondag 11 is dat het niet slechts vraagt naar de betekenis van deze naam Jezus. Er staat niet: wat betekent de naam Jezus? Nee, er staat: waarom heet Hij Jezus? Waarom wordt Hij zo genoemd?

Een engel zegt het tegen Jozef: want Hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden! Dat is de reden dat Hij Jezus moet heten. Dat is de reden waarom God Hem Jezus noemt. Want deze naam is maar niet door mensen aan Hem gegeven. Nee, de Heere God in de hemel heeft zelf de naam bedacht en de naam gegeven. Via een engel werd het aan Jozef gezegd: Jezus moet Hij heten! Want Hij heet niet alleen Jezus. Hij is ook Jezus: Verlosser! Hij redt zijn volk van zonden! Hij redt u, Hij redt jullie van je zonden!

En dat brengt ons bij één grote vraag! Willen we dat wel? Wilt u dat wel? Wilt u verlost worden van uw zonden? Is dat nu het grote probleem van deze wereld? Natuurlijk verwacht iedereen een verlosser… De een wil verlost worden van ziekte. De ander van eenzaamheid. De derde van oorlog en verdriet.

Maar verwacht u ook deze Verlosser: Jezus, die verlost van zonden? Om het eens zo te zeggen: de Heere Jezus Christus biedt in zijn grote liefde een oplossing voor een wereldgroot probleem. Maar is daar wel markt voor? Zijn er wel mensen op aarde die Hem nodig hebben? Heeft u deze Jezus nodig, broeders en zusters, jongens en meisjes?

Nu, als we deze vraag zouden stellen aan Maria, de moeder van de Heere Jezus, dan weten we haar antwoord. Want zij ontvangt de Heere Jezus in haar buik. En met diepe dankbaarheid zingt zij het uit! Zij belijdt haar God als haar Zaligmaker! “en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker” vers 47.

Zij is zwanger, het kindje Jezus zit in haar buik. En dat is voor haar aanleiding om haar God Zaligmaker te noemen. En weet u wat dat woord betekent, Zaligmaker? Dat betekent ook: Redder. Verlosser. Iemand die uitkomst biedt uit een acute noodsituatie. Iemand die je in de ruimte plaatst, die je hulp biedt. Zo noemt Maria haar God: Mijn Zaligmaker. En verderop in haar lofzang spreekt ze over Gods barmhartigheid. Over zijn sterke arm. Over Gods kracht. Waarmee Hij hoogmoedigen verdrijft. En nederigen verhoogd. Waarom? Waarom zegt ze dat, nu ze in verwachting is?

Nu, dat zegt Maria, omdat ze iets ziet van het grote werk van God! Maria belijdt hier, wat de HEERE ook zelf zegt in zijn Woord (Jes. 43:11). Namelijk dat de HEERE Zelf de Verlosser is van zijn volk. “Ik ben de HEERE en buiten Mij is er geen Verlosser.”

En in het laatste vers, vers 55, verwijst Maria naar het verbond, wat God met Abraham en zijn nageslacht gesloten heeft. De Heere houdt dat verbond vast en doet wat Hij belooft heeft, nu Hij zijn Zoon zendt naar de aarde. Een verbond, dat tot zegen zal zijn van alle volken. Dat had de HEERE al tegen Abraham gezegd.

Maar dat verbond kan niet gesloten worden, en dat verbond kan niet blijven bestaan, als er niet geofferd zou worden. Er moeten offers gebracht worden. Want er ligt schuld bij het volk. Er liggen ongerechtigheden bij Gods volk. Er is verzoening nodig, anders kan dat verbond niet bestaan.

Dat wordt keer op keer duidelijk uit de Bijbel. Hoe het volk van de Heere steeds weer de regels van het verbond overtreedt. Steeds weer wegen van ongehoorzaamheid en ongeloof gaat. Abraham zelf begint daar al mee in zijn leven. Maar ook later bij Izak, bij Jacob, bij de twaalf stammen, wordt het zo duidelijk zichtbaar.

Zo spreekt Psalm 130 bijvoorbeeld ook. De Heere zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden. Die zitten in de weg. Die maken de omgang tussen God en mens onmogelijk.

Maria laat dus zien in haar lofzang dat dit kind alles met Gods verbond te maken heeft. Ja, dat dit kind de vervulling is van Gods belofte. Van Gods grote genadewerk, zijn heilsplan in deze wereld.

En de engel laat het ook aan haar zien. Jezus Christus komt in de wereld, als Zoon van de Allerhoogste. Die ook de Zoon van David is. En die zal zitten op de troon van zijn vader David, vers 32. Hij zal regeren, Hij zal zitten op Davids troon. Hij zal een heerlijk koninkrijk vestigen. Een rijk van vrede en recht. Een rijk, zoals de engel dat hier belijdt en zoals we dat ook heel mooi in de geloofsbelijdenis van Nicea na spreken, een rijk dat geen einde kent. Zijn heerschappij omvat alle landen en alle tijden.

Maar dat Koninkrijk moet Hij wel eerst grondvesten. Moet Hij wel eerst van een fundament voorzien. Namelijk door het offer van zijn leven te geven. Hij is een nederige Koning. Een zachtmoedige Koning. De Koning van Jes. 9:6, een Koning die vrede brengt. Een Koning, die het rijk sticht en grondvest met recht en gerechtigheid. Ja, een koning, die op de aarde gekomen is, om te doen wat geen enkele koning voor Hem kon doen. Namelijk de zonden van zijn volk weg te nemen. Deze Koning heet Jezus. Want Hij is het, die zijn volk zal verlossen van hun zonden.

En dit evangelie wordt ook beleden als Jezus Christus ten hemel is gevaren. In het Bijbelboek Handelingen bijvoorbeeld. De apostelen spreken vrijmoedig uit: er is onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven, waardoor wij zalig moeten worden (Hand. 4:12). Deze belijdenis is niet een bevlieging van de apostelen. Nee, dit zeggen Petrus en Johannes terwijl zij voor het Sanhedrin staan. Jezus kan zalig maken, Hij redt, omdat Hij stierf voor onze zonden.

Zo is Hij ook nu nog steeds Jezus. Ook voor ons, voor u en jou is Hij Verlosser. Want nog elke dag pleit Hij voor u bij uw hemelse Vader, zoals Hebr. 7:25 zegt. Hij pleit voor u, vanwege uw zonden. Om die te verzoenen, in zijn bloed.

En zo komen we bij het tweede gedeelte van de preek. Want als Jezus Christus de Verlosser is van zonden. En als dat zo duidelijk blijkt uit het Oude Testament. Waarom heeft Jezus Christus daar dan zelf niet meer over gezegd tijdens zijn leven op aarde? Veel mensen zeggen, dat Jezus Christus vooral veel wonderen heeft gedaan. Mensen genezen. Doden opgewekt. Dat Hij zich vooral liet kennen als iemand die Anders is. Die omziet naar het verdrukte en bespotte. Zo vaak sprak Jezus Christus niet over zonden… Zien we dan wel goed waar de echte kern ligt van zijn werk? Is verlossen van zonde nu wel echt het belangrijkste geweest van zijn werk?

Nu, laat ik meteen een misverstand wegnemen. Jezus Christus sprak zeker wel over zonden. Bijvoorbeeld in Mat. 9, als er een verlamde man tot Hem wordt gebracht. Dan staat daar als eerste bij: “En Jezus, Die hun geloof zag, zei tegen de verlamde: Zoon, heb goede moed, uw zonden zijn u vergeven.” En dan blijkt ook heel duidelijk uit de woorden van Jezus Christus zelf, dat het wonder van de genezing eigenlijk ondergeschikt is aan het vergeven van zonden. De vergeving van zonden is belangrijker. Want met de genezing bewijst Jezus Christus dat Hij zonden kan vergeven. Dat zegt Hij zelf: “Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (toen zei Hij tegen de verlamde): Sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis.”

Hij leert het gebed aan zijn discipelen. En ook dan staat daar: vergeef ons onze schulden!

En vergeet u ook niet dat cruciale moment aan het einde van zijn leven. Als Jezus Christus het Pascha viert met zijn discipelen. Het Pascha, waar Hij zo intens naar verlangde om het te vieren met zijn volgelingen. En tijdens het Pascha stelt Jezus Christus dan het Avondmaal in. En wat zegt Hij bij de instelling van het Avondmaal, Mat. 26:28? “Want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”

Jezus Christus sprak dus zeer zeker over zonde. Helder en duidelijk: Hij kwam om zonden te vergeven. Hij gaf zelfs zijn bloed, zijn leven daarvoor.

Maar waarom zei Jezus Christus er dan niet vaker iets over? Dat komt waarschijnlijk, omdat de scharen en de discipelen er zo weinig van begrepen. Niemand snapte werkelijk dat Jezus Christus zelf moest sterven. Dat Hij moest lijden en Gods toorn moest dragen. Ze begrepen het niet. De tijd was er nog niet rijp voor. De Heilige Geest was nog niet uitgestort. Er was nog zoveel onderwijs nodig voordat ze het echt begrepen.

En er is nog een reden waarom Jezus Christus veel wonderen deed. Want met die wonderen liet Jezus Christus ook iets zien. Die wonderen waren immers tekenen, waarin de Heere Jezus bewees dat Hij echt Gods Zoon was. Hij bewees dat Hij macht had op aarde. Macht over de natuur. Macht over ziekten. Ja, macht zelfs over de dood.

En daarin zien we heel mooi, dat Jezus Christus niet alleen de zonden komt vergeven en betalen. Dat is niet het enige waarvoor Hij op aarde kwam. Wel het belangrijkste, maar niet het enige.

Jezus Christus kwam niet alleen voor onze zonden. Hij kwam ook voor de wonden, die in deze wereld geslagen zijn. De wonden als gevolg van de zondeval. De verschrikkelijke uitwerking die de zondeval heeft gehad op deze wereld. Alle ziekten en moeiten, die zijn een gevolg van de zonde. En als we bij een open graf staan, dan zien we de gevolgen van de zondeval. Dat de dood in deze wereld is gekomen.

Hangt dat echt allemaal samen met de zonde? Is alle ziekte en verval en moeite gevolg van de zonde? Ja, zo leert de Bijbel het ons heel duidelijk. Want de Heere geeft in de wet aan wat Hij van ons vraagt. Maar Hij laat ook zien dat het overtreden van die wet gevolgen heeft. Dat dat schadelijk is. Dat dat de wereld kapot maakt en ontwricht.

Denkt u aan dat bekende gezegde: drank maakt meer kapot dan je lief is. Als je dronken wordt of als je structureel te veel drinkt. Dan zondig je daarmee, je overtreedt Gods goede wetten. Dat zijn zonden, die de weg tot God blokkeren. Daar moet je vergeving voor vragen.

Maar tegelijk heeft die zonde ook andere gevolgen. Het maakt je lever kapot, bijvoorbeeld. Of je beschadigt relaties, je vrienden of geliefden, omdat je dronken bent en dingen zegt of doet die niet goed zijn. Daarin zie je: zonden maken ook wonden. Het overtreden van Gods geboden is ook schadelijk. Dit principe is op zoveel manieren van toepassing. Ga maar na, kijk maar om je heen. Denk aan roddel, leugens, verdachtmakingen, ongehoorzaamheid, overspel. Steeds weer zie je het: zonde maakt je schuldig tegenover God. En zonde is ook schadelijk voor de wereld om ons heen. En schadelijk voor verhoudingen tussen mensen.

En ook die schade wil Jezus Christus allemaal herstellen. Ook daarvoor kwam Hij op aarde. Om onze ziekten op Zich te nemen. Hij stierf zelf aan het kruishout. En zo is Hij ons leven geworden.

Hij doet grote wonderen. Hij geneest zieken. Hij heelt de wonden van melaatsen. Hij wekt doden op. Daarin laat Hij zien: al die vernietigende gevolgen voor de schepping. Al de schade en ontwrichting, die zich geopenbaard heeft. Ik zal het herstellen. Ja, door Jezus Christus zal alles nieuw worden. Door zijn werk zal God de nieuwe hemel en de nieuwe aarde maken.

Heel mooi laat vraag en antwoord 30 dit ook zien. Want er staat in de vraag niet alleen dat we voor ons behoud bij Jezus Christus moeten zijn. Ook voor onze welvaart. Ook voor onze gezondheid. Voor heel ons leven moeten we het boven alles en voor alles bij onze Heere Jezus zoeken. Ook in ziekte of moeite of verlangens of onzekerheden. Hij is Jezus. Hij is Verlosser. Hij is ons alles!

En dat brengt ons meteen bij het derde gedeelte van de preek. Omdat Hij ons verlost van al onze zonden. En omdat Hij ons totaal verlost. Juist daarom is Hij ook de enige, bij wie we moeten zijn om verlossing te ontvangen.

Hij alleen is Verlosser, en niemand anders. Hij is ons geworden tot wijsheid van God, gerechtigheid, heiliging en een volkomen verlossing, zegt Paulus in 1 Kor. 1. En daarom moeten we ook in Hem alleen roemen, zegt Paulus daar achteraan. En op Hem alleen vertrouwen.

U begrijpt wel dat de Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 30 vooral richt tegen de Rooms Katholieke Kerk. Dat je je behoud ook bij heiligen zou zoeken of in eigen werken. De Rooms Katholieke Kerk vandaag is natuurlijk wel anders dan 500 jaar geleden. Maar in de leer zijn ze feitelijk toch dezelfde kerk gebleven. Ook vandaag is Maria nog altijd iemand, tot wie je volgens de Roomse Kerk mag bidden. Je zou Maria mogen vragen dat zij bij Jezus Christus voor je pleit. Nu, als je tot Maria bidt, dan doe je ernstig tekort aan het Bijbelse onderwijs over Jezus Christus. Jezus Christus is de enige Verlosser. Tot Hem moeten we bidden, en tot niemand anders. Alleen zijn naam aanroepen geeft behoud.

Overigens is Maria wel bijzonder. Dat lazen we in Lukas 1. Zij is een begenadigde vrouw. Gezegend onder de vrouwen. Dat zeggen mensen maar niet. Nee, dat zegt de engel van de Heere zelf, kijkt u maar in vers 28. Maar dat zegt die engel niet omdat Maria minder zondig zou zijn. Ook niet omdat zij dichter bij Jezus Christus staat dan u en ik. Nee, zij heeft net zo goed Jezus Christus als Verlosser nodig dan wie dan ook.

Maar zij heeft wel een bijzondere plek gekregen in het heil dat God werkt op aarde. Zij mocht wel heel bijzonder in de nabijheid van haar Verlosser leven. Hem voeden. Hem opvoeden. Wat een voorrecht, wat bijzonder! Wat tegelijk ook lijden voor haar was. Wat een moeilijk moest het ook voor haar zijn, dat Jezus Christus leed en stierf. Maria, de moeder van onze Verlosser. U mag haar gelukkig prijzen. Maar u mag zeker niet tot haar bidden.

Nu kunnen we afgeven op de Rooms Katholieke kerk. Maar het is nog beter om ook naar ons zelf te kijken. Hebben wij ook onze heiligen? Hebben wij ook redenen bij onszelf, om onze verlossing te zoeken? Hoe is dat voor u?

U belijdt Jezus Christus als Jezus, Verlosser. Hoe is dat zichtbaar in uw leven? Hoe is dat, als u ziek wordt? Als u ouder wordt. Als er moeiten zijn? Als er tegenslag, vragen of twijfels komen? Verwacht u ook dan alles van Hem? En van Hem alleen?

In deze Zondag denken we maar niet na over Jezus als Verlosser. Nee, in deze Zondag, in de preek vandaag komt die vraag naar u en jou toe: Belijdt je Hem als jouw Verlosser? Erken je dat bij Hem en bij Hem alleen alle behoud en welzijn te zoeken en te vinden is?

Zo zoekt de Heere Jezus ook uw hart, gemeente. Zo vraagt Hij uw belijdenis. Uw ja-woord. En als u uw hart aan Hem geeft, gemeente. Dan geeft Hij u alles. Zoals de Heidelbergse Catechismus dat zegt: In Jezus Christus heeft u alles wat u nodig hebt! Alles! Amen.

Gepubliceerd inCatechismusPreek

Reacties zijn gesloten.