In deze vierde en laatste preek uit de serie over de Filippenzen sta ik stil bij de liefdevolle en bijzondere zorg van de Heere. God voorziet zijn kerk in alles wat ze nodig heeft! Een heerlijke werkelijkheid!
Preek Fil. 4:19
Door ds. C. Koster
Liturgie
Psalm 108:1,2
Psalm 91:7,8 (na wet)
Psalm 121:2,4 (na Schriftlezing)
Psalm 34:4 (na preek)
Psalm 91:8 (na geloofsbelijdenis)
Gezang 35:2,3
Schriftlezing Fil. 4:10-23
Tekst Fil. 4:19
God voorziet zijn kerk in alles wat ze nodig heeft
1. Mijn God
2. Zal u voorzien
3. Door Christus Jezus
Preek
Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus,
In de prekenserie over de brief van Paulus aan de Filippenzen valt het op dat Paulus in deze brief zo persoonlijk is. Hij spreekt ook over zijn eigen geloofsstrijd en levenswandel. En nu vandaag in ons tekstvers komt dat persoonlijke aspect opnieuw heel duidelijk naar voren. Paulus spreekt over ‘mijn God’. De God van Paulus zal de Filippenzen van alles voorzien wat ze nodig hebben. En om goed te begrijpen waarom de apostel ook hier weer zo persoonlijk is, moeten we even kijken naar de verzen 10-18.
In die verzen spreekt Paulus zijn dankbaarheid uit richting de Filippenzen. Deze gemeente, uit de provincie Macedonië, hadden hun steun betuigd aan Paulus. Ze hadden hem hulp of geld of middelen toegezonden. En die hulp was door middel van Epafroditus bij Paulus gebracht. Paulus spreekt daar ook over in 2 Kor. 11:9, waar hij zegt dat niemand anders hem geholpen heeft behalve de gemeente in Macedonië, dat zijn de Filippenzen.
Paulus was de Filippenzen daar bijzonder dankbaar voor. Want Paulus had in grote nood en moeite geleefd. Hij geeft in vers 12 aan dat hij naast overvloed ook honger, gebrek en vernedering kende. Maar Paulus was door de Filippenzen voorzien van alles wat hij nodig had. Zo zegt hij dat in vers 16: “Want ook in Thessalonica hebt u mij een- en andermaal iets gestuurd voor wat ik nodig had.”
En Paulus noemt dat een offer wat zij voor God brachten en wat God welbehaaglijk was, wat God goed vond. “Maar ik heb alles ontvangen en ik heb overvloed; ik ben geheel voorzien, nu ik door middel van Epafroditus ontvangen heb wat door u gezonden was, als een aangename geur, een welgevallig offer, welbehaaglijk voor God.”
Waarom spreekt Paulus daar zo uitgebreid over? Waarom besteedt Paulus zoveel woorden aan deze steun van de Filippenzen? En dat het aangenaam was in de ogen van God? Nu, dat komt omdat Paulus een apostel is. De gemeente had hem maar niet geholpen, omdat ze Paulus zo graag mochten, dat ook. Maar vooral, omdat Paulus een gezondene was van de Heere. In en door hun steun aan Paulus, toonden ze hun geloof. Waren ze trouw in het werk van de Heere. De Filippenzen dienden Christus, doordat ze Paulus hielpen in zijn ambtsdienst. Daarom spreekt Paulus daar zo positief over.
En dat verklaart ook de reden, waarom Paulus kiest voor dat woord ‘mijn God’. De God van mij, apostel Paulus. De God en Jezus Christus die ik dien en volg. Door wie ik gezonden ben. En die mij op heel bijzondere wijze steeds heeft voorzien en onderhouden van alles wat ik nodig had. Ook door uw gaven.
En nadat Paulus eerst uitgebreid spreekt over de nood van zichzelf, opnieuw zo persoonlijk, in verzen 10-18. Krijgt ons tekstgedeelte opeens een wending. Zonder toelichting begint Paulus opeens over de nood van de Filippenzen. U heeft ook noden en tekorten. Maar God zal u daarin voorzien. God zal u helpen en steunen.
En dan begrijpen we, waarom Paulus eerst zo uitgebreid over zichzelf spreekt, en dan opeens over de Filippenzen. Dat doet Paulus, omdat hij vanuit zijn eigen ervaring de Filippenzen extra kan vertroosten. Hij kan opnieuw zijn eigen leven als voorbeeld laten zien als troost en bemoediging voor de Filippenzen.
Mijn God, de God die ik u verkondigd heb en die voor mij gezorgd heeft en in wie bent gaan geloven, die God zal u voorzien van al het nodige!
God zal voorzien in al het nodige. Daar willen we wat uitgebreider bij stilstaan in het tweede gedeelte van de preek. Paulus zegt in ons vers eigenlijk best veel over die zorg van de Heere. De Heere zorgt in alles. De Heere zorgt naar zijn rijkdom. Hij zorgt in heerlijkheid. Hij zorgt door Christus Jezus.
Het is belangrijk om stuk voor stuk deze elementen te overdenken. Wij zijn zo vaak hele ondankbare mensen. Mensen die snel de trouwe zorg van de Heere vergeten of zijn zorg niet opmerken. En juist daarom houdt Paulus deze zorg van God de gemeente te Filippi voor. Zodat ze weten van Gods beloften. Van de grootheid van Gods trouw, zijn goedheid, zijn barmhartigheid, en zijn goddelijk geduld.
Allereerst over dat woord ‘alles’. “God zal u voorzien van alles wat u nodig hebt.” De belofte klinkt zo ruim als het is. Voorzien van alles wat nodig is. Niet alleen wat u het meest nodig heeft. Namelijk de vergeving van zonden in Christus. Maar ook het onderhouden van uw geloof, de kracht om Hem te volgen. Staande blijven in strijd en aanvechting. Hij onderhoudt u ook naar lichaam. Hij wil geven wat nodig is. In het begin van het leven, bij het opgroeien, volwassen zijn en het ouder worden. De Heere geeft steeds genoeg aan alle behoeften die er zijn. De Heere geeft totale zorg, all inclusive. Net zoals u dat vrijmoedig mag bidden: geef ons heden ons dagelijks brood.
En natuurlijk betekent dat dan niet dat de Heere altijd rijkdom en overvloed geeft in spullen en geld. En dat elke christen blaakt van gezondheid. U weet wel beter… Maar we moeten ook goed lezen. Paulus gebruikt hier heel bewust het woord ‘nodig’. De Heere schenkt wat u, wat jij nodig hebt. Dat betekent dat Hij genoeg geeft. Hij belooft geen overvloed, en ook geen rijkdom.
Maar wat Hij wel belooft is zo bijzonder. Hij belooft te voorzien in álles wat u nodig hebt! Bij ziekte belooft Hij kracht. Bij chronische pijn belooft de Heere geduld en rust. Bij het ouder worden schenkt de Heere zijn nabijheid en genade. Bij aanvechting en beproeving belooft de Heere ook uitkomst. En vult u maar in. De Heere is daar steeds weer, en Hij geeft. Hij geeft genoeg.
Ja, Hij leert u genoeg te hebben met wat Hij geeft. Al kan dat een moeilijke leerschool zijn! En wat kan dat makkelijk praten zijn: leer maar genoeg te hebben met wat God je geeft. Als iemand dat tegen je zegt, dan denk je natuurlijk snel, ja, maar jij hebt makkelijk praten.
Nu, inderdaad, soms hebben wij mensen makkelijk praten. Maar wie het hier tot ons zegt in Filippenzen is Paulus. En het bijzondere is dat Paulus dit zegt vanuit zijn eigen ervaring. Zo omschreef hij het, net daarvoor. Hij heeft geleerd tevreden te zijn! Leest u maar in vers 11: “Ik heb geleerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.” En dat ging bij Paulus ook niet zomaar, zonder slag of stoot, van de ene op de andere dag. Nee, ook Paulus moest dat leren, om genoeg te hebben. In honger, vernedering, gebrek. Maar God gaf hem steeds wat genoeg was.
Vanuit die persoonlijke ervaring mag hij het ook de gemeente voorhouden. Ziet u, opnieuw dat persoonlijke element in deze brief.
En denkt u ook aan Epafroditus, die bij Paulus ook zo na aan het hart lag. Ook Epafroditus heeft genoeg gekregen. Maar dat betekende niet dat hij steeds blaakte van gezondheid. Nee, hij was ernstig ziek. Terwijl hij nota bene in dienst was van de Heere, gezonden door de gemeente naar Paulus met een liefdegave. Hoe concreter wil je het hebben. Had iemand als Epafroditus het niet verdiend om beter af te zijn? Toch beproeft de Heere hem, zelfs met een ziekte waarmee hij blijkbaar vlakbij de dood is geweest. Zo spreekt Paulus in Fil. 2:27 en 30 over hem: “Hij is inderdaad ook ziek geweest, tot dicht bij de dood, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. […] Want om het werk van Christus was hij tot dicht bij de dood gekomen, doordat hij zijn leven had gewaagd om aan te vullen wat aan uw dienstbetoon jegens mij nog ontbrak.”
En toch zegt Paulus het met alle vrijmoedigheid. De Heere geeft genoeg. Ja, Hij leert ons genoegen te nemen met wat Hij geeft.
En dat kleine woordje wat er nog bij staat moeten we ook niet vergeten, gemeente. Paulus spreekt hier heel concreet de gemeente aan. U, zegt hij. Mijn God zal u voorzien van alles wat u nodig hebt. Paulus zegt dit maar niet tot een wildvreemde op straat, uit evangelisatie oogpunt. “God zorgt voor je” Nee, Paulus zegt dit tegen de gemeente van Jezus Christus daar in Filippi. Je moet wel bij Christus horen. Dat is de eerste voorwaarde. Als je bij God hoort en bij zijn Zoon Jezus Christus, dan belooft Hij te zorgen. Net zoals die schare die door Christus gevoed werd met de wonderbare spijziging. Ze moesten het wel uit Christus hand willen ontvangen, bij Hem zijn. Anders kregen ze het niet. Zo is het vandaag ook. Je moet wel trouw Jezus Christus volgen. Om uit zijn hand de zorg te ontvangen.
Maar, gemeente, hoe is die zorg van de Heere dan? Als u als gemeente moet leren genoegen te nemen met wat God geeft. Ja, dan kan dat vrij armetierig klinken. Dat de Heere karig geeft, en wij moeten daar maar tevreden mee zijn. Is dat dan, wat Paulus hier bedoelt?
Nee, zeker niet. Paulus zegt er bewust bij: overeenkomstig zijn rijkdom. De rijkdom van God. Hoe rijk is God dan? Nou, de Heere is de Schepper van de hemel en de aarde. Alle rijkdommen, daar is Hij de Eigenaar van. Goud, edelstenen, metalen. Alle olie-, gasvelden. Het is alles zijn bezit, zijn eigendom. Hij is zeer rijk. En daarom kan Hij daar ook van uitdelen. Hij kan het schenken aan wie Hij wil, wanneer Hij wil. En God kan dat niet alleen. Hij wil er ook van uitdelen. Hij is de Vader, die zorgt. Die voorziet. Overeenkomstig Zijn rijkdom. Hij geeft wat past bij zijn rijkdom. Dat houdt dus een enorme belofte in!
En de Heere gebruikt daarvoor wel de eigen wegen die Hij geeft. Goud laat Hij niet uit de hemel regenen. Voor je geld moet je werken. Maar dan wil de Heere het ook geven. Dat doet de Heere toch ook? Dat er werk is en inkomen en gezondheidszorg. Of dat er via andere wegen toch weer steeds eten en drinken op tafel staat.
En dan nog dat andere woord wat Paulus gebruikt, om aan te geven hoe de Heere zorgt en voorziet. In heerlijkheid, zegt Paulus. Die heerlijkheid, dat verwijst naar God zelf. Hij is een God die heerlijk is. De glorie en majesteit en het goddelijk licht straalt van Hem af. En die heerlijkheid zit als het ware door zijn zorg en omzien heen geroerd. Is daarin vermengd. Je kan in de zorg en nabijheid van de Heere iets van zijn heerlijkheid zien en proeven. De glorie van God straalt daar vanaf. Als je het ziet, dat mag je Gods eigen aanwezigheid en zorg daarin opmerken.
Ja, maar, hoe moet ik me dat dan concreet indenken, vraagt u zich misschien af? Hoe zie ik die zorg van God dan? Nu, ik noemde al de gewone weg van werk en inkomen. Of uitkering of hulp of verzekering. Maar er zijn ook andere wegen die God gebruikt. Kijkt u maar naar Paulus. Die werd ook geholpen door de Heere. Dat betekende voor hem vaak ook gewoon, dat hij tenten moest maken. En zo zijn geld moest verdienen.
Maar de Heere hielp hem soms ook op buitengewone manier. Namelijk door de gemeente. Dat hij gaven en hulp en steun kreeg, vanuit de gemeente te Filippi. Daarin is de heerlijkheid van God geopenbaard. Hij voorziet in de zorg van zijn dienstknecht Paulus, door in anderen te bewerken de bereidheid tot dienstbetoon en hulpvaardigheid. God voorzag Paulus via de gemeente.
Nou, zo mag u dat ook vandaag zien. Dat de Heere u wil verzorgen en helpen via de hulp of zorg of aandacht van anderen. In de ambtelijke zorg van de diakenen, in bezoeken die zijn doen of de financiële adviezen of steun wat zij geven. Of in de leiding en het voorbeeld wat zij daarin geven.
Maar dat zeker niet alleen. Ook de hulpvaardigheid van gemeenteleden onderling. In bezoek, in liefde, in hulp, in gebed, in tijd en aandacht. Dat zijn gaven die de Heere geeft. Dat is de zorg van de Heere, die voorziet in behoeften.
En daarin ligt dus ook heel duidelijk een opdracht voor u en jou. Als u weet dat de Heere door gemeenteleden zijn goddelijke steun en hulp wil geven. Dan mag u daarin zich ingeschakeld weten. De Heere wil u en jou dus gebruiken, als instrument in zijn hand. Om te bemoedigen, te troosten, te helpen, te ondersteunen. Ieder daar waar kan en mogelijk is. Dat is wat de Heere wil geven, juist ook vanuit de hemelvaart van Christus en de uitstorting van zijn Geest. De Heilige Geest die in Hem als in ons Hoofd en in ons als zijn gemeente wil wonen. Die ons regeert, als de éne Geest in het éne lichaam. Zodat we bij elkaar horen en elkaar helpen en opbouwen.
Die aansporing en opdracht komt vanuit onze Bijbeltekst vandaag naar u en jou toe. Zie om naar uw broeder en zuster. Zorg voor hen die de Heere op uw weg plaatst. We zijn daarin geen individuen. Maar een gemeente, gemeenschap van de heiligen, eenheid door Christus’ bloed en Geest. Dat is wat de Heere wil geven, en wat Hij wil bewerken.
En wat zo bijzonder is. Ook het geven van zorg is heerlijk. Het is, zoals Paulus dat zegt in vers 18, een aangename geur voor God, een welgevallig, welbehaaglijk offer in Gods ogen. Deze woorden zijn een duidelijke verwijzing naar het Oude Testament. Waar ook geofferd moest worden, dag in, dag uit. Die offers waren een aangename geur voor God. Er waren dan offers tot verzoening van zonden. Die offers verwezen naar Christus, die voor de zonden van het volk zou betalen. Andere offers waren offers van dankzegging. Om de Heere te eren en te danken voor wat Hij aan een Israëliet of aan het volk gegeven had.
Nu, zegt Paulus, dat is het wat u Filippenzen gedaan hebt. Het is net als zo’n dankoffer, wat in het Oude Testament zo vaak is gebracht. U hebt niet letterlijk geofferd op een altaar. Maar u hebt uw liefde en geloof laten zien. En uw bereidheid om met uw middelen mij en het koninkrijk van God te steunen. En dat, terwijl de Filippenzen zelf ook noden en tekorten hadden. Toch gaven ze, uit geloof, uit liefde en dankbaarheid.
Ja, de Filippenzen hebben gaven gegeven aan Paulus. Liefdegaven, om Paulus te steunen. En eigenlijk zegt Paulus daarbij: u hebt wel gegeven. U bent er niet armer op geworden! Door te geven neemt u alleen maar toe in genade en overvloed. En zal God u ook in alles voorzien, overeenkomstig zijn rijkdom, van alles wat u nodig hebt, in heerlijkheid, door Christus Jezus.
En met dat laatste rond Paulus af, kort nog daarover in het derde gedeelte van de preek. Door Christus Jezus. Zegt Paulus. Zoals al God betrokkenheid op zijn gemeente, geldt het ook voor deze belofte. God geeft het en Hij zorgt, in gemeenschap met zijn Zoon Christus Jezus. Alles loopt via het offer van Jezus Christus aan het kruishout op Golgotha.
Paulus heeft deze Verlosser zo duidelijk voor ogen geschilderd. Heel de brief staat er vol van. Jezus Christus, die zichzelf ontledigd. Fil. 2:7-8: Jezus Christus heeft “Zichzelf ontledigd door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.” De zelfovergave van Jezus Christus is de bron van uw behoud. Van uw verlossing van de zonde. Van uw leven in geestelijk en lichamelijk opzicht. De Heere zorgt en voorziet. Omdat Hij u en jou tot zijn kinderen heeft aangenomen en Hij onze Vader is, in de hemel. Omdat Hij in Christus u verlost. En door zijn Geest u heiligt.
Alles is genade. U mag gemeente zijn, gemeente van de levende God. U mag ontvangen. U mag geven. U mag leren om genoeg te hebben. En alles van Hem alleen te verwachten. God zorgt in nood. Ja, Hij zorgt voor al het nodige. Hij, en niets en niemand anders, ja, Hij maakt uw leven vol en rijk en goed. Terwijl wij van onszelf zo arm en leeg en slecht zijn.
Het is zo begrijpelijk dat vers 20 daarom uit de pen van Paulus vloeit, die prachtige lofprijzing: “Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.”
Hij is de God van heerlijkheid en glorie en majesteit. Ja, Hij is onze God en onze Vader. Die ons zo nabij is, dat Hij alles geeft wat nodig is. Daarom past ons slechts één ding om te doen. Om zijn glorie te erkennen. Om Hem alle eer te geven. Vandaag, en elke dag die God u geeft. Tot in eeuwigheid. Amen.
Reacties zijn gesloten.