Ga naar de inhoud

Preek Zondag 45 HC

Het gebed. Een prachtige gave van de Heere aan zijn volk. Terwijl het tegelijk heel moeilijk kan zijn om te bidden. Vraag jij wel eens: Heere, leer mij bidden? Weet je wat bijzonder is? De Heere wil jou leren bidden. Eén van de vele manieren waarop de Heere je wil leren bidden is via Hanna. Hanna als voorbeeld hoe wij mogen bidden tot God. Een preek over Zondag 45 van de Heidelbergse Catechismus.

Liturgie
Psalm 27:3
Psalm 19:1 (na wet)
Psalm 86:1,2 (na Schriftlezing)
Psalm 81:7,8 (na preek)
Psalm 71:2 (na geloofsbelijdenis)
Psalm 145:5

Schriftlezing 1 Sam. 1:1-20; 26-28
Tekst Zondag 45 HC

Preek Zondag 45
Door ds. C. Koster

Hanna leert ons bidden

  1. Bid tot God
  2. Bid ootmoedig
  3. Bid vanuit je hart

Geliefde gemeente van onze Heere Jezus Christus,

We mogen in de komende weken stilstaan bij het gebed. In acht zondagen, 45-52, spreekt de kerk in haar belijdenis over het gebed. Wat is bidden? Bidden is spreken met God. Gods nabijheid, zijn aangezicht zoeken en tot Hem spreken. God heeft het gebed aan ons gegeven. Zijn kinderen mogen tot Hem bidden. Hij is uw Vader in de hemel, die de gebeden van zijn kinderen hoort, naar hen luistert. Bidden is een genadegeschenk van de Heere. Heel bijzonder, dat je zo als klein mensje mag spreken tot de heilige, almachtige God.

En daarbij wil ik u dan ook meteen een vraag stellen. Bidt u, bid jij? En hoe bidt u, hoe bid jij? De omgang met het gebed kan heel erg verschillend zijn, van persoon tot persoon, van tijd tot tijd. Hoe is dat voor u?

Misschien zegt u: het gebed is echt een vast onderdeel van mijn dag, van mijn leven. Ik leg mijn leven voor aan de Heere, ik prijs en dank Hem, ik vraag en bid Hem. En dat u niet zou weten hoe het moet zónder het gebed.

Misschien zegt u: dat herken ik helemaal niet. Als ik eerlijk naar mezelf kijk, dan moet ik bekennen dat ik heel erg weinig bid. Ik bid aan tafel, bij het eten. En natuurlijk in de kerk, of op vereniging of catechisatie. Maar voor de rest bid ik niet. Bid ik niet persoonlijk. Bid ik niet echt zelf, met mijn hart, met aandacht. En ach, ik voel me daar ook niet zo schuldig over. Zo is het nu eenmaal. Ik mis het gebed niet. Ik merk ook geen verschil als ik wel bid of als ik niet bid.

Of misschien dat je je daar wel schuldig over voelt. Je weet dat het eigenlijk anders hoort te zijn. Maar dat je tegelijk ook niet zo goed weet hoe je het moet veranderen. Hoe je aan die verandering zelf goed invulling kan geven. Of dat je het wel probeert, maar dat je steeds weer in je oude patroon van weinig-bidden terug valt.

Nu, het is voor ons allen goed om in de komende weken stil te staan bij het gebed. Dat bijzondere en rijke geschenk van God aan zijn volk. Om dat te zien, te waarderen én ook te gebruiken in ons leven.

Voor deze eredienst heb ik ervoor gekozen om de geschiedenis van Hanna daarbij te lezen. Hanna, die in haar persoonlijke worsteling bidt. En dat de Heere in deze geschiedenis van Hanna ook ons leert bidden.

Hoe is de situatie van Hanna? Ze heeft het moeilijk. Ze is getrouwd met Elkana, maar ze wordt niet zwanger, ze krijgen samen niet een kindje. Elkana heeft mogelijk daarom een tweede vrouw genomen, Peninna, die wel in verwachting raakt. En Peninna is dan heel gemeen. Want dit gezin van Elkana met zijn twee vrouwen Hanna en Pennina gaat jaarlijks naar Silo, om de tempel van de Heere te bezoeken. Maar als ze daar samen eten, bij de tempel van God, dan treitert Peninna Hanna. Peninna wijst er Hanna blijkbaar op dat zij wel kinderen heeft, maar Hanna niet. Ze maakt Hanna bang en onzeker: Hanna, jij wordt blijkbaar niet gezegend door de Heere. Hanna, jij zal wel niet in gunst staan bij de Heere. Hanna, jij bent blijkbaar minder welkom, hier in de tempel van de Heere.

Zo wordt Hanna getreiterd, gepest, wordt het bloed onder haar nagels vandaan gehaald. En het enige doel van Peninna is om Hanna kwaad te maken. Dat is heel gemeen. Het maakt Hanna enorm verdrietig. Ze ligt er wakker van. Ze wil niet meer eten. Ze is in rouw, ze heeft pijn in haar hart. Zo lezen we dat ook in vers 11 en vers 16. Hanna is bitter van gemoed. Ze huilt heel erg. Ze heeft een veelheid van gedachten. Een vol en moe hoofd. Groot verdriet kwelt haar. Voelt u, broeders en zusters, hoe moeilijk het voor Hanna is?

Misschien herken je dit wel. Verdriet, moeite, veelheid van gedachten. Dat je datzelfde gemis hebt, wat Hanna hier ook heeft. Dat je heel graag kinderen verlangt uit de hand van de Heere, maar dat Hij ze je nog niet gegeven heeft. Dat geeft je pijn en verdriet. Je mist het, om een eigen kind te hebben, te verzorgen, op te voeden tot Gods eer. Om ook via die weg Gods kerk mee te mogen bouwen. Het kan je ook veelheid aan gedachten geven. Je bent ermee bezig, is er al wat. Of: misschien dat er straks toch verwachting en nieuw leven kan komen.

Maar het kan ook op hele andere gebieden, dat je hoofd vol zorgen en verdriet zit. Je verlangt een levenspartner, maar hebt dat nog niet mogen vinden. Of je hoofd zit vol met gedachten over je studie, je voortgang, je werk, je eigen onderneming. Dit nog te regelen, dat nog doen. Komt het wel goed in deze situatie? Dat er zorgen zijn over inkomen, hoe komen we deze week, deze maand weer rond?

Dat je zorgen hebt om kinderen of kleinkinderen. Redt hij of zij het wel op school, in de studie, in stage of werk? Zal hij of zij wel echt de Heere mogen liefhebben en dienen. Mag hij of zij de weg weer terugvinden tot God of tot de kerk van de Heere?

Wat doe je dan? Hoe ga je daarmee om? Die stress, die spanning, via welke weg komt dat in uw, in jouw leven tot uiting? Als je de pijn, zorgen, verdriet ervaart, dan zijn er zoveel mogelijkheden om daarmee om te gaan. Goede manieren, verkeerde manieren. Je kan een film gaan kijken, naar de drank grijpen, gaan sporten, erover praten.

Laten we naar Hanna kijken. Wat doet Hanna in haar verdriet? In haar worsteling, met het verdriet over haar onvervulde verlangens? Hanna vlucht tot de tempel. Ze vlucht tot de HEERE. En daarin geeft ze ons een voorbeeld. Hanna gaat ons voor! Wat Hanna doet, dat mag u ook doen. Dat is de weg die de HEERE je wijst. De HEERE wil gebeden zijn. Ziet u, wat een prachtig geschenk het gebed is! U mag bidden tot God. Hem aanroep. Elke dag van je leven. En zeker ook als je het moeilijk hebt. Als je zorgen hebt. Als je angstig bent. Als je verdriet hebt, een vol hoofd hebt, je gedachten zich vermenigvuldigen. Ga tot God. Bid tot Hem. De HEERE zegt dat tegen u, tegen jou: roep Mij aan! Ziet u, wat een machtig geschenk het gebed is!

Letterlijk geeft de Heere zelf u die opdracht, bijvoorbeeld in Psalm 50: roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren. Roep Mij aan!

Psalm 81: Open maar uw mond, bidt tot Mij vrijmoedig. Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen!

Fil. 4: laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.

Gemeente: bid tot God! Net als Hanna. Bid tot God!

Waarom dan? Wat levert het op? God weet toch alles al? Bidden heeft toch geen zichtbaar effect? Bidden verandert niets aan de situatie? Waarom zou ik bidden? Tijdsverspilling, hou op, ik heb wel wat beters te doen. Als hulp komt, dan komt het vanzelf. En zo niet, dan moet ik toch zelf mijn weg zien te vinden. Waarom zou ik bidden?

Omdat God hoort, gemeente! Omdat God hoort. Zou de God die uw tong heeft geschapen, zelf niet kunnen verstaan wat u zegt? Zou de God die het oor heeft gemaakt, zelf niet kunnen horen? Hij hoort uw gebed, gemeente.

En Hij vindt het mooi en goed als u bidt. Omdat je allereerst in je gebed laat zien aan God: U bent de ene, ware God. U leeft, u hoort. Ik erken u als de Schepper van hemel en aarde, die almachtig is en alles regeert.

Je erkent God vervolgens ook dat Hij uitkomst kan geven in de nood. Want dat is de weg waarlangs de Heere verlossing geeft. Op uw gebed. Dat zegt de Heere toch zelf in zijn Woord? Denkt u aan de teksten die ik net noemde: Open uw mond, Ik zál hem vullen. Roep Mij aan, Ik zál u eruit helpen. Bid tot Mij, mijn vrede zál je hart bewaken.

En op uw gebed wil Hij uitkomst geven. En dan geeft Hij misschien niet altijd precies wat u vraagt. Kijk, als u bidt om wat Hij belooft, dan zál Hij het zeker geven. Geloof, zijn Heilige Geest, troost, genade, zijn vrede. Maar als u bijvoorbeeld bidt om werk, om kinderen, om een echtgenoot, om inkomsten, dan ligt dat anders. Dan hoort de Heere zeker. Maar dan doet Hij niet altijd precies dat, wat u vraagt. De HEERE hoort en verhoort uw gebed zoals het Hem behaagt. Zoals het beste is voor u, en dat het tot eer is van zijn naam. Maar Hij hoort wel en Hij geeft uitkomst. Daar mag u diep van overtuigt zijn gemeente.

Bidden heeft zin. De Heere kan zo zijn hulp geven, ook zonder uw gebed. Uw gebed heeft Hij niet nodig. Maar Hij wil gebeden zijn. Hij wil u zien voor zijn troon. Hij wil u ontmoeten. En dán schenkt Hij het, uit genade, om niet. Vraag Hem dan. Roep Hem aan. Bid tot Hem, gemeente.

2. Bid ootmoedig

Maar hoe moet je dan bidden? Wat mag je dan allemaal wel en niet zeggen tegen de Heere? Ook dat laat de Heere zien. Hoe Hij wil dat u bidt. De Heere geeft dat bijzondere middel van het gebed om met Hem te mogen spreken. Hij bepaalt ook hoe u het mag gebruiken.

Allereerst moet uw gebed tot God zijn gericht, zegt v/a 117. Dat klinkt logisch, maar is wel van wezenlijk belang. Hanna bijvoorbeeld, zij gaat naar de tempel. Daar waar God woont. Daar, waar Hij zich laat vinden. Daar was ze, om tot Hem te bidden.

In de tijd van de Richteren was dat niet zo vanzelfsprekend! Gideons vader Joas bijvoorbeeld, die aanbad Baäl en Astarte. Je moet wel die ene, levende, ware God aanbidden. Onze Vader, die in Jezus Christus zichzelf geopenbaard heeft. Die wij door de Heilige Geest Vader mogen noemen. Hem alleen mag u aanroepen in gebed.

En als u Hem aanroept, zal uw houding ten tweede ootmoedig moeten zijn, zegt de Heidelbergse Catechismus. Ootmoed, dat is besef van je eigen kleinheid en zonden. Ontzag voor Gods grootheid en heiligheid. Kijk maar naar Hanna. Zij vraagt eerbiedig. Ze eist niet. Ze beseft dat ze er geen recht op heeft. Maar ze vraagt, eerbiedig, nederig: HEERE wilt u het geven.

Ook dat was in de tijd van Hanna niet vanzelfsprekend. Kijk bijvoorbeeld naar die twee zoons van Hanna haar man en zijn tweede vrouw, Elkana en Peninna. Hofni en Pinehas, die waren ook in de tempel, die dienden de HEERE daar ook. Maar zal God hun gebeden horen? Ze maken de offerdienst verachtelijk. Ze plegen overspel met vrouwen in de tempel. Ze zorgen dat het volk de tempeldienst minacht. Zal de HEERE hen dan horen, als ze God aanroepen? Jawel, maar dan moeten ze zich wel bekeren. Als ze zich niet bekeren van hun kwade wegen, dan zal de HEERE eerder zeggen, wat Hij ook in Jes. 1 zegt: “Wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet: uw handen zitten namelijk vol bloed. Was u, reinig u! Doe uw slechte daden van voor mijn ogen weg.”

Dat geldt ook vandaag: je kan niet bewust zonden vasthouden en blijven doen. Je kan niet voortgaan in een ongehoorzame weg, waarop je op grove wijze Gods geboden overtreedt. En ook verwachten dat de HEERE je problemen hoort en oplossing geeft. Je kan niet in volle bewustzijn doorgaan op een zondige weg, waar je geen spijt van hebt. En tegelijk het Avondmaal vieren. Dat is geen ootmoed tegenover de HEERE. De HEERE vraagt ootmoed en nederigheid van zijn kinderen. Het besef, dat zonden niet voor zijn aangezicht kunnen bestaan.

Kijk, en dan is het natuurlijk niet zo, dat je pas voor God kan verschijnen, als je zonder zonden bent. Nee, elke zondaar mag God zoeken. Denkt u aan dat verhaal van Jezus Christus over de Farizeeër en de tollenaar. De zondige tollenaar riep tot God, en God hoorde hem. Je hoeft het niet te verdienen, om tot God te mogen bidden. Bidden is genade. Door Christus’ bloed, door zijn offer mag je zo tot God naderen.

Maar Hij vraagt wel van je, dat je bereid bent om te breken met je zonden. Dat je ervoor open staat dat de Heere je leven wil veranderen naar zijn woord, naar zijn geboden. Als je dat weigert. Als je weigert die gelovige houding aan te nemen, en bewust ‘nee’ zegt tegen Gods woord en zijn gebod. Dan laat je daarmee zien, dat je Jezus Christus niet compleet aanvaardt in je leven. En dan blokkeer je daarmee ook je gebed. Dan is je vasthouden aan de zonde een grote stoorzender in de omgang met God. De Heere vraagt ootmoed.

Zo’n ootmoed, die we ook wel proeven bij Eli. Hij denkt dat Hanna dronken is, als ze daar zo bidt in de tempel. Want Eli ziet dat haar lippen bewegen, maar er komt geen geluid uit haar mond. En dan zegt hij: ga weg hier. Hier hoor je niet dronken te zijn, in de tempel van de Heere. Dronkenschap kan voor Gods aangezicht niet bestaan. Eli had gelijk, als je dronken bent, kan je niet bidden. Je moet nuchter zijn. Ook al vergiste hij zich natuurlijk, omdat Hanna niet dronken was, maar zeer verdrietig.

Als we dit breder toepassen: gebed vraagt eerbied. Bidden voor het slapen gaan is goed en mooi. Maar als je jezelf de volgende dag dan realiseert dat je tijdens het bidden in slaap viel, dan is het toch wel terecht als je je schuldig over voelt. In slaap vallen tijdens het bidden is niet eerbiedig. Dan kan je beter op een ander moment gaan bidden of je houding veranderen tijdens het bidden, dat je bijvoorbeeld knielt tijdens het bidden.

3. Bid vanuit je hart

Dan het laatste gedeelte van de preek. Als je bidt, hoe bidt u dan? Bid je dan altijd hetzelfde gebed? Een standaardformuleringen? Op zichzelf is het natuurlijk niet verkeerd om een standaard gebed te gebruiken. Maar er is wel een belangrijke vraag die ik u dan wil stellen. Bidt u dan ook met uw hart? Bidt u dan ook bewust, dat u meent wat u zegt? Je mag echt bidden vanuit je hart. Heel bijzonder is wat Hanna zegt tegen Eli: ik heb mijn hart uitgestort voor de Heere. Je hart uitstorten voor de Heere. Dat mag je doen in je gebed. Zonder reserve alles met God delen. Hem laten kijken in elk schuilhoekje van je hart. Tot Hem uitspreken je gedachten, je moeiten, je vreugde en verdriet. De veelheid van gedachten mogen met Hem gedeeld worden. Mogen daar bij Hem ook tot rust komen.

Je hart uitstorten bij de Heere. Net zoals je een emmer met water kan uitstorten. Dan kan je ook niet een klein hoekje van die emmer tegenhouden. Nee, dan gaat alles mee. Zo mag je ook heel je hart, elk onderdeel van je leven delen met God.

Zondag 45 zegt dat ook, dat we God van harte mogen bidden. Met heel ons hart erbij betrokken. Niet gedachteloos. Niet half slapend. Niet vol automatisch. Nee: van harte!

Zonder ophouden, zegt de Catechismus ook. Hanna deed dat letterlijk, lange tijd bad ze daar in de tempel. Dat kan ook vandaag, dat je Gods aangezicht lange tijd zoekt. Maar de Catechismus bedoelt vooral ook dat bidden die rode draad is in je leven. Dat elke dag daar het gebed is. Dat de Heere je elke dag weer ziet, als je voor zijn troon nadert. Elke dag, die vertrouwelijke omgang met de Heere God.

En dan mag je ook vragen alles wat je nodig hebt, zegt de Catechismus. Eten, drinken, geestelijk voedsel, kracht, volharding, bemoediging, troost. Dus ook de gewone dagelijkse dingen. Concentratie voor je studie, je toets, je examen. Als je je eenzaam voelt, dan mag je de Heere vragen om uitkomst. Of Hij mensen op je pad wil brengen. Als je niet rond komt met je geld in de maand, dan mag je dat voorleggen aan de Heere. Uiteraard geldt voor al deze zaken ook, dat je zelf dan ook daar iets aan mag doen. Dat je zelf hulp mag vragen, of dat je zelf ook goed je best moet doen in je studie voor je toets of examen. Maar deze normale dingen mag je ook echt delen met de Heere God.

Als het maar steeds in datzelfde besef is dat Hanna ook had. Het is niet alleen voor mijzelf, egoïstisch. Maar ik vraag dit aan de Heere, omdat ik bij Hem hoor. Omdat Hij mijn Vader is. En omdat ik graag Hem wil dienen, ook in mijn studie, in de zorg voor mijn gezin, in mijn omgeving. Hanna bad ook om een kind. Een zoon, om die in dienst te stellen van de Heere. Om daarmee zijn volk te bouwen, mee te werken aan de komst van de Messias. Ze was bereid om dat kind ook weer af te staan.

Dat mag dus ook vooraan staan in jouw gebed. Zoals Jezus Christus dat ons ook geleerd heeft, eerst bidden Uw naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiedde. Als je zo bidt, gemeente. Ootmoedig, oprecht, van harte. Dan mag je ook weten: de Heere hoort. Hij wil dat ik bid. Hij hoort als ik bid.

U mag dat vaste vertrouwen hebben, net als Hanna dat had. Kijk, bij Hanna zien we letterlijk dat de Heere haar gebed verhoort in die zin, dat ze ook een zoon mag krijgen. En dat geldt natuurlijk niet voor ons, dat alles wat we vragen dus ook door God ons gegeven wordt. Maar wat ik bedoel is, dat Hanna op God vertrouwde, ook al voordat ze zwanger was. In vers 18 staat dat Hanna weer at en haar aangezicht niet meer verdrietig stond. Zij vertrouwde zich aan God toe. Ze vertrouwde op God, die hoort naar het gebed en uitkomst zal geven. Zo mag ook u vertrouwen dat de Heere hoort naar het gebed van zijn kinderen.

En als u dat moeilijk vindt, om u zo aan God toe te vertrouwen. Vraag ook dat aan Hem. Heere, leer mij om mijzelf aan u toe te vertrouwen. Leer mij op u te steunen.

Bid daarom tot God, gemeente. Zoek zijn aangezicht. De Heere laat geen bidder staan. Uw hemelse Vader luistert naar uw gebeden. Leg je dankbaarheid en je moeiten bij Hem neer. Hij wil voor je zorgen in alles wat je nodig hebt. Amen.

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.