Ga naar de inhoud

Preek Filippenzen 3:8

Paulus spreekt over boten! Om behouden en veilig de levenstocht te halen moet je van alles overboord gooien. Maar één ding moet niet over boord!

Dit is de eerste preek van een serie van vier preken over Filippenzen.

Preek over Fil. 3:8
Van ds. C. Koster, april 2018

Liturgie
Psalm 146:2
Psalm 92:2,7 (na wet, ochtend)
Psalm 94:7,9 (na schriftlezing)
Psalm 73:10,11 (na preek)
Psalm 92:2 (na geloofsbelijdenis, middag)
Gezang 25:3 (slot)
Schriftlezing Fil. 3:1-16
Tekst Fil. 3:8

Thema: De voortreffelijke kennis van Christus
1. Alle ballast buiten boord
2. De kennis van Christus binnen boord
3. Geeft een veilige overtocht

Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus,

In Rotterdam hebben we een grote haven. Veel schepen komen er, grote containers vol met spullen. En ze vertrekken weer met nieuwe vracht naar alle delen van de wereld. Kostbare lading met allerlei verschillende spullen, waar ze zuinig op zijn en voorzichtig mee omspringen. Zodat ze veilig van de ene plek naar de nadere plek komen. Die schepen varen over grote zeeën en oceanen. En zo’n overtocht is dan niet zonder gevaren. En dan kan het ook gebeuren dat zo’n schip in de problemen komt. Als er een grote storm woedt en een schip zit daar midden in. Dan kunnen er zorgen zijn of het schip wel weer veilig aan zal komen.

Gelukkig gebeurt dat tegenwoordig niet vaak, dat een schip dan daadwerkelijk in grote problemen komt. Onze schepen zijn modern en degelijk gebouwd. Er valt wel eens een container van het schip af, met grote storm. Maar dat het schip echt dreigt te zinken, dat komt gelukkig niet vaak voor.

Vroeger gebeurde dat vaker. De schepen waren meer kwetsbaar. En als er dan zo’n grote storm opkwam, dan kon het schip breken. Of dreigde het in de storm om te slaan en te zinken.

En wat deden ze dan, als een schip echt in grote problemen zat? Als ze zich afvroegen of ze de haven nog wel zouden bereiken? Dan gooiden ze soms die lading die ze bij zich hadden overboord. Dan lag het schip hoger op het water en konden ze beter de storm overleven.

Dat was wat, de lading van het schip overboord gooien! Die lading was natuurlijk voor de schipper juist een bron van inkomsten. Als ze dat van de ene naar de andere haven vervoeren kregen ze geld. Maar in zo’n storm merken ze, dat die bron van inkomsten, die lading, juist gevaarlijk voor hen was. Het gaf hen geen winst, het was juist gevaarlijke ballast. Want met die lading erbij zullen ze zeker weten zinken en verloren gaan. En dat ze dus beter af zijn zonder die lading. Zodat ze alles overboord gooien, maar hun leven kunnen redden. En zo veilig weer in de haven komen. Dan hadden ze wel de lading verloren, maar hun leven was gered!

Nu, broeders en zusters, u vraagt zich misschien af waarom ik dit verhaal vertel. En waarom ik dit beeld van een schip met lading heb verwerkt in het thema en de verdeling. Dat komt, doordat Paulus zelf zo spreekt. In ons tekstvers geeft Paulus eigenlijk een hele persoonlijke inkijk in zijn leven. Een persoonlijke beschrijving over wat er in zijn leven is gebeurd. Welke grote wending er heeft plaatsgevonden.

Hij heeft het over iets wat hij bij zich had. Wat eerst hem grote winst leek te geven. Wat was die lading dan? Daarover spreekt hij in de verzen 4-6.

Hij heeft redenen om te kunnen vertrouwen op het vlees. Hij is besneden op de achtste dag. Precies naar het gebod wat God Abraham had gegeven. Niet later pas besneden, zoals dat wel voorkwam bij Israëlieten en mensen die later tot het Jodendom overgingen vanuit de heidenen. Hij was zelf uit het geslacht van Israël. En rasechte Jood, ook al was hij dan geboren op Tarsis. Hij was een Benjaminiet, zijn stamboom was dus ook na te gaan. En bovendien is de Benjaminieten ook niet de eerst de beste stam. Een stam die in zijn verleden juist trouw is gebleven aan Davids huis, ook al vielen vele andere stammen af. Hij sprak ook het Hebreeuws.

En hij had gekozen om aan de voeten van Gamaliël te zitten, in de leerschool van de Farizeeërs. Die stroming, die het meest streng en precies was. Met grote ijver had Paulus zich ingezet. Hij had in zijn leven veel opgebouwd, juist als het gaat om strikte gehoorzaamheid aan al de regels van de wetten en eigen consequenties die daaruit voortvloeiden, volgens de Farizeeërs. Ja, zegt Paulus hier, ik heb zelfs de gemeente vervolgd. Zo groot was mijn ijver. Alles en iedereen die afbreuk deed aan het Jodendom, die had met Paulus rekening te houden. En dat niet alleen in Jeruzalem, maar zelfs tot aan Damascus toe!

Dat waren stuk voor stuk dingen waar Paulus trots op was. Hij beroemde zichzelf erop. Kijk mij eens, ik sta hoog op de ladder. Als iemand Jood is, zuiver en onberispelijk, dan ben ik het. Toonbeeld, voorbeeld, idool voor ieder andere Jood.

Dan kunnen we zeggen, vreemd dat Paulus daar trots op was…? Wat moet je ermee…? Maar laten we dat niet te snel zeggen. Hoe snel kijken ook wij niet naar onszelf. Kijk mij eens… Trouwe kerkganger, twee keer per zondag. Lid van een stevige kerk, strak in de leer. Ik stuur m’n kinderen naar catechisatie. Okay, misschien kan mijn verenigingsbezoek wat beter. Maar straks, als het nieuwe seizoen weer begint, ga ik er echt weer trouw heen. Ik lees uit de Bijbel, ik bid, ik getuig. Ik bezoek gemeenteleden. Ik ben ambtsdrager, ik doe trouw mijn werk in de maatschappij, ik ben moeder van een gezin. Ja, en vult u maar in. Zijn er niet zoveel redenen, gemeente, waardoor we toch stiekem van onszelf denken: tjoh, wat doe ik het eigenlijk goed. En wat doet een ander het toch slecht. Of in ieder geval mínder dan ik.

Al die dingen die ik net noemde, dat zijn stuk voor stuk zaken, waar natuurlijk niets mis mee is. Wat zelfs goed en mooi is. Maar er op beroemen, ho, stop. Vlees, zegt Paulus. Het brengt je niets verder. Kijk maar naar Paulus. Ook hij beroemde zich op van alles en nog wat.

Maar toen kwam die enorme wending in zijn leven. Die grote verandering. Wat gebeurde er? Paulus kwam er achter, dat al die dingen geen winst voor hem bleken te zijn. Die lading, die vracht aan Joodse voorrechten, die hij in zijn leven had opgebouwd. Het was niets. Het stelde niets voor. Het bleek juist schade en verlies te zijn. Paulus ontdekte: ik moet al die dingen overboord kieperen als vuilnis. Alleen dan kan ik behouden worden.

Waarom dan niet? Nu, al die dingen is een roemen in het vlees. Het brengt mij niet dichter bij God. Het maakt mij niet beter dan mijn buurman of buurvrouw of welke Jood, Christen, moslim, boeddhist of heiden.

Sterker nog. Ik dacht me er op te kunnen beroemen dat ik een rasechte, zuivere, onberispelijke Jood was. Maar daardoor staan al die dingen mijn redding juist in de weg! Daardoor dacht ik dat ik er wel was. Dat ik wel binnen was. Dat God wel blij moest zijn met zo iemand is ik.

Maar eigenlijk zonk ik steeds dieper weg. Kreeg mijn schip steeds meer water binnenboord. En zou ik onherroepelijk zinken. Het was mij van nul en generlei waarde. Ja, schade en verlies en vuiligheid.

Christus heeft mij de ogen geopend. Toen en daar, bij Damascus. Toen Hij mij riep: Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij.

Nu kan je jezelf afvragen, gemeente. Waarom zegt Paulus dit hier. Waarom geeft hij zo’n persoonlijk getuigenis. Dat is mooi en bijzonder voor Paulus. Maar wat moeten die mannen en vrouwen daar in de stad Filippi ermee? Wat moeten wij vandaag hiermee?

Nu, Paulus noemt het hier vanwege een bijzondere aanleiding. Blijkbaar waren er daar in de gemeente leden die zich inderdaad op allerlei zaken beriepen. Mensen die dachten dat ze beter waren dan anderen. Judaïsten, noemen we die mensen. Die op verkeerde manier omgaan met hun geschiedenis of hun werken die ze gedaan hebben. Ze beroemden zich op het vlees, zegt Paulus. Op zichzelf. Eigen verdienste. Maar geen vertrouwen op God. Op Gods genade. Op Gods liefde en barmhartigheid.

Nee, feitelijk dachten ze, bot gezegd: God moet maar blij zijn met zulke mensen, zoals wij. Net als Paulus, die ook dacht: “zie mij eens goed Jood zijn. Menig ander zal trots op me zijn. En terecht, want ik heb het toch maar wel ver geschopt.” Nee, al deze verkeerde gedachten moeten weg! Kijk, en dat is precies de reden waarom Paulus het hier noemt. Ik heb het alles als schade beschouwd. Alles als schade ervaren. Ja, ik beschouw alles als vuiligheid. En dat moet u ook doen, beste Filippenzen. Luister niet naar de Judaïsten. En als het in je eigen gedachten zit: haal die eigen roem en eer uit je eigen gedachte weg. Want je verliest erdoor het kostbare evangelie! Het brengt je opnieuw onder het juk van wet en eigen verdienste.

Laat het evangelie je NIET ontnemen. Die valse leer, die verkeerde gedachtegang is levensgevaarlijk. Met al je schatten. Waarvan je tenminste denkt dat het kostbare schatten en verdienstelijkheden zijn. Je gaat ten onder. Je zinkt. Je gaat verloren.

Nee, zegt Paulus. Acht het voor schade en vuiligheid. Doe het weg. Alleen dan kan je gered worden.

En wat is dat bijzonder. Juist Paulus die dat zegt. Die zelf zo’n ingrijpende verandering heeft meegemaakt. Hij weet hoe het is om die, naar hij dacht, zo kostbare schatten weg te moeten doen. Paulus koos niet uit verlegenheid voor het christendom. Het was niet zo dat hij nergens anders terecht kon. En met de ziel onder de armen liep, en bij de christenen eindelijk tot zijn recht kwam. Nee, absoluut niet. God had hem erbij gesleept. God had hem bekeerd.

En als Paulus zo’n bekering kan meemaken. Als Paulus al zijn schatten overboord kan kieperen. Nu, dan hoeven die Filippenzen echt niet bang te zijn voor deze Judaïsten. Die hoogmoedig zijn en op anderen neerkijken. Nee, eigen werken en verdienste, je komt er niets mee verder. Je gaat ten onder. Je zinkt als een baksteen naar de bodem. Gooi het overboord. Want alleen dan heb je gezien en begrepen hoe kostelijk de kennis van Christus Jezus is. Dat is het tweede gedeelte van de preek.

Ja, die vleselijke schatten moeten overboord. Maar wat krijg ik er dan voor in de plaats? Hoe moet het dan wel? Nu, als je al menselijke schatten overboord gooit. Dan komt daar Eén voor in de plaats. En dat is Christus. De kennis van Christus Jezus is veel meer waard dan al dat andere.

Wat is dat dan precies, die kennis van Christus? Kennis is hier maar niet dat je kennissen bent van elkaar. Dat je weet wie de Ander is, wie Christus is. Maar de kennis van Christus is echt dat je Hem liefhebt. Dat je met Hem verbonden bent. Dat je Hem aanhangt. En dat je Hem door het geloof omhelst, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat zegt. In diepe levenseenheid aan elkaar verbonden. Hij hoort bij ons en wij horen bij Hem. Zoals Paulus dat even terug nog had gezegd in deze brief aan de Filippenzen: het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst. Het leven is mij Christus. Hij is het centrum, waar alles om draait om mijn leven.

En die kennis van Christus Jezus, die is voortreffelijk, zegt Paulus. En ook dan bedoelt hij dus niet: ik weet voortreffelijk veel van hem. Mijn kennis is ongeëvenaard. Nee, hij bedoelt: als je Christus kent, dan merk je en weet je: de verbondenheid met Jezus Christus is zó kostbaar. Die verbondenheid is zo voortreffelijk. Het gaat alles te boven. Christus gaat het alles te boven. Hoeveel moeite Paulus ook heeft gekend in zijn leven. En dat is heel wat! Hij weet: met Christus en omwille van Christus wil ik het dragen. Als Hij mij op dat pad leidt, dan is het goed. Want dan volg ik Hem. En zonder Hem wens ik nergens te gaan.

Waarom is die kennis dan zo voortreffelijk? Nou, door Jezus Christus mag Paulus echt tot God komen. Door Jezus Christus is hij kind van God. Waar Paulus altijd zo voor vocht en zijn uiterste best voor deed. Waar Paulus zich zo inspande, zo ijverde. Hij ontdekt, dat hij dat niet kan verdienen en er zo nooit komt. Alleen de kennis van Christus brengt hem verder. Want door Jezus Christus mag je tot God komen.

Dat is nu de wijsheid van God, gemeente. Dat genadegeschenk, waar vers 9 ook over spreekt. Je wordt niet behouden door eigen rechtvaardigheid. Nee, je wordt behouden door het geloof in Christus. Christus is ons heil. En het geloof is slechts het middel, hoe wij met Christus verbonden zijn. Dat is nu de wijsheid van God. Dat je niets zelf kan verdienen. Maar dat het leven is uit genade. GENADE!

Kijk maar naar Christus. Hij heeft het verdiend. Door zichzelf te ontledigen, zegt Paulus in hoofdstuk 2. Door mens te worden. Ja door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruishout. Als dat nu de wonderlijke genade is…!

Hoe diep was Paulus gezonken. Met al zijn zogenaamde schatten aan boord. Hij dacht te ijveren voor God. Maar ondertussen vervolgde hij zelfs de gemeente van Jezus Christus. Ja, vervolgde hij de echte en enige Zoon van God zelf. Waarom vervolgt u mij, had Jezus Christus immers gezegd. Paulus’ ijver, zijn voorrecht in het vlees maakte hem blind. Hij vocht tegen Gods Zoon.

Maar toen hij het alles over boord kiepte. Doordat hij Christus leerde kennen. Toen stopte hij met zinken. Toen was er redding.

En nu mag hij zelfs zeggen: míjn Heere. Dat staat er in vers 8. Christus Jezus, mijn Heere. Mijn Kurios, mijn Eigenaar. Bij Hem hoor ik. Ik ben gekocht en betaald met zijn kostbaar bloed.

En dat is van onschatbare waarde. Van Christus zijn. Mijn Heere. Ook al heb je al je eigen schatten over boord gegooid. Met Christus aan boord, ben je schatrijk! Het is dan ook zo mooi dat Paulus spreekt over het winnen van Christus. Daarover kort nog in het derde gedeelte van de preek.

Ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, zegt Paulus.

Hij zegt niet, dat Christus ons wint! Nee, opdat hij Christus mag winnen. Opdat u en jij, gemeente, Christus mag winnen. Paulus wil u als het ware jaloers maken. Dat u ook die grote schat mag ontvangen. Dat u ook mag zeggen: ik hoor bij Jezus Christus.

U mag in deze woorden proeven, gemeente, het grote verlangen van Paulus. Zijn grote liefde, dat hij bij Jezus Christus wil horen. Dat hij daar alles voor over heeft. Dat Paulus heeft geleerd, dat dat het belangrijkste is in zijn leven.

En hij houdt dat u en jou en mij voor, vandaag, in deze tekstverzen. Dat je Christus mag winnen.

Heel bijzonder. Christus laat zich winnen. Als u ernaar verlangt om Jezus Christus te leren kennen. Of dat u Hem beter wilt leren kennen. Dan zegt Paulus dat nu tegen u en jou. Hij laat zich winnen.

Gooi al je eigen dunk en eigen werken over boord. Acht het van onwaarde. Hou het voor schade. En vertrouw alleen op Jezus Christus. Op zijn werk. Dan win je Hem. Dan heb je de hoofdprijs, om het zo maar te zeggen. Dan ben je schatrijk!

En dan is het natuurlijk niet, dat je niets hoeft te doen. Zeer zeker wil Christus ons geven vruchten van dankbaarheid. Dat u alles onderhoudt wat Hij zijn discipelen geboden heeft. Maar dan niet om iets te verdienen. Maar omdat u weet: Christus wijst mij deze weg. Christus gaat mij voor. En Hem wil ik volgen.

Net als Paulus. Die toch ook gewoon zegt, gemeente, laten we dat niet vergeten: “ik heb mij meer ingespannen dan zij allen!” En dat zegt hij niet als Farizeeër, maar als bekeerd christen.

Maar hij zegt er wel iets bij. Hij roemt dan namelijk niet op zichzelf of op zijn werken. En hij zegt al helemaal niet dat hij er iets mee kan verdienen. Nee, hij zegt, 1 Kor. 15, als hij zegt dat hij de minste van de apostelen is. Eigenlijk niet eens waard om een apostel genoemd te worden. Omdat hij in zijn ijver de gemeente van Christus vervolgd heeft. En dan zegt hij:

Maar door de genade van God ben ik wat ik ben,
en zijn genade voor mij is niet tevergeefs geweest.
Integendeel, ik heb mij meer ingespannen dan zij allen;
Niet ik echter, maar de genade van God, die met mij is.

Dus inspannen, dat moet u zeker. Maar dan wel met Christus. En door Christus. En voor Christus. Want u hebt Hem leren kennen. U hebt leren zeggen: het leven is mij Christus.

En als u Christus hebt gewonnen, gemeente. Dan ben je veilig. Dan hoef je niet te kijken naar wat je allemaal wel en niet hebt gedaan. Nee, je bent veilig. Veilig bij Hem. Hij is immers je Heere. Hij geeft je een behouden vaart.

Door Christus mag u het zeker weten: Ook al zit je leven te midden van wilde golven. En ook al stormt het in je wankele bestaan. Ik kom Thuis. Veilig thuis, in de haven van mijn hemelse Vader. Amen.

Gepubliceerd inPreek

Reacties zijn gesloten.